Afbeelding
Kauw
Michele Lamberti

Meer kraaien, eksters en kauwen. Minder kleine tuinvogels. Is er een verband?

23 feb 2017
Categorieën
Natuurbericht
Vogels

Tijdens het Grote Vogelweekend van Natuurpunt kwam er één vraag steeds terug: ‘Ik zie weinig kleine vogels in mijn tuin. Maar wel veel kraaien, eksters en kauwen. Is er een verband?”

Net als ander onderzoek, geven de resultaten van het Grote Vogelweekend aan dat verschillende tuinvogelsoorten het tegenwoordig niet goed doen. Maar dat ligt niet aan het toenemend aantal kraaien, kauwen en eksters. De bedreigingen voor kleine tuinvogels komen van elders: huiskatten, gebrek aan broedplaatsen, steriele tuinen, gebruik van pesticiden, ‘uitgekleed landschap’, ... Vergeleken met deze onnatuurlijke bedreigingen is de invloed van kraaiachtigen verwaarloosbaar.

Slechte jagers, brutale vogels
Wat al zeker is: in de winter doden kraaiachtigen geen gezonde kleine vogels. Daar zijn hun jagerscapaciteiten te beperkt voor. Hooguit nemen ze gekwetste of verzwakte vogels als prooi. De impact daarvan is verwaarloosbaar, zeker vergeleken met wat het grote aantal katten aanricht in Vlaamse tuinen.

Kraaiachtigen zijn wel best brutaal. Een grote groep kauwen op een voederplaats maakt zich wel vaak meester van het voedsel. Daarbij jagen ze de andere vogels weg, of durven die in elk geval niet te komen eten. Maar dat probleem kunnen we zelf verhelpen door het vogelvoer op een andere manier aan te bieden. Kauwen houden er niet van om aan een bengelende vetbol te hangen. Ook een overdekte voedertafel of voeder aangeboden onder takken of een draad waar ze niet door kunnen is niet erg praktisch voor hen.

Waar komt het succes vandaan?
Kraaiachtigen doen het goed, ook dat zien we in de resultaten van het Grote Vogelweekend. Dat is te verklaren. Kraaiachtigen zijn sociaal en erg slim. Ze passen zich erg gemakkelijk aan en hebben geleerd om samen te leven met de mens. Zo profiteren kraaien van de grootschalige teelt van maïs. Zij voeden zich in de winter massaal met de oogstresten die achterblijven op het veld. Of nog: kauwen zijn verzot op schouwen van huizen die werden gebouwd tussen pakweg 1940 en 1980, die waren ideaal om in te broeden en worden door kauwen gewoon beschouwd als ‘nestkast’.

Nestenrovers? Ja, of neen?
Hoe zit dat in de zomer? Zijn kraaiachtigen dan geen nestenrovers? Toch wel, maar ook op deze vraag is het antwoord genuanceerd. Kraaiachtigen zijn opportunisten: ze eten wat ze kunnen krijgen. De voedselpiramide van kraaiachtigen bestaat maar voor een klein deel uit eieren of jongen van andere vogels. Het zijn niet meer dan versnaperingen. Kraaien, eksters en kauwen in je tuin doen ook wel ‘goed’ werk. Ze verorberen heel wat slakken. Iets waar de meeste tuinliefhebbers wel dankbaar voor zijn.

Natuurlijk evenwicht
In de vrije natuur is het normaal dat een groot deel van de jonge vogels sneuvelt. Van veel kleine soorten bestaat de populatie na het broedseizoen voor 60 tot 80% uit jonge vogels. Daarvan sneuvelt ongeveer eenzelfde percentage binnen het jaar, om de populatie in evenwicht te houden. Moest dat niet gebeuren, dan raakt het systeem uit evenwicht en gaat een soort sterk toenemen. Predatoren, zoals kraaiachtigen, zijn dus gewoon nodig om mee dat evenwicht te bewaren.

Predatoren staan aan de top en hebben altijd een ruim prooiaanbod nodig, anders redden ze het niet. Eens de prooien afnemen, leggen ook zij het loodje. De predator is uiteraard nooit algemener dan zijn voedsel. Het is eerder zo dat populaties van prooi en predator elkaar vaak opvolgen in golfbewegingen. Ze regelen elkaar tot een natuurlijk evenwicht.

In natuurlijke populaties is predatie geen bedreiging voor het voortbestaan van de prooisoort. Predatie is eerder een drijvende kracht in de natuur en een belangrijke ecosysteemdienst. Eksters en kraaien leven trouwens al duizenden jaren samen met kleine zangvogels.

Tekst: Gerald Driessens & Marc Herremans
Foto: Michele Lamberti (Flickr)