Afbeelding
Schuimalgen
Hendrik Moeremans

Wat is dat witte schuim op het strand?

15 mei 2017
Categorieën
Natuurbericht
Strand en zee


Ook op zee laat de lente zich voelen. Daar groeit fytoplankton (microscopische algjes) door de toenemende hoeveelheid licht en voedingsstoffen in het water. Aan onze kust is dat onder andere de schuimalg. Sterven schuimalgen af, dan kunnen ze met duizenden tegelijk aanspoelen op het strand, opgeklopt tot schuim. Ook al zijn schuimalgen op zich ongevaarlijk, het afsterven van deze algen kan in uitzonderlijke gevallen leiden tot het stikken van ander zeeleven.

Fytoplankton is een heel diverse groep van minuscule eencellige of kolonievormende algen die zich laten meevoeren met de zeestromingen. Ze zijn zo klein dat ze niet zichtbaar zijn met het blote oog. Enkel als ze zich massaal ontwikkelen, worden ze als algenbloei zichtbaar in het water. Net als planten doen die algjes aan fotosynthese, waarbij ze koolstofdioxide omzetten in ‘lichaamsmassa’ met behulp van het zonlicht.

Algenkolonies

Een van de typische soorten fytoplankton in onze Noordzee is de schuimalg. Die bloeit hier vooral tijdens het voorjaar, van begin april tot juni, gestimuleerd door het toenemende licht, de stijgende temperaturen en de in de winter toegenomen concentratie aan nitraten, fosfaten en andere voedingsstoffen in het water. De cellen van de schuimalg kunnen apart leven, maar ze kunnen ook kolonies vormen: groepen van wel miljoenen cellen, ingebed in een bolvormig omhulsel van slijm. Deze kolonievorming biedt heel wat voordelen voor het overleven van de algen: het beschermt hen tegen ziekteverwekkers en roofdieren zoals eenoogkreeftjes.

Om hoge dichtheden aan kolonies en dus een algenbloei te kunnen vormen, heeft de schuimalg nood aan voedselrijk water met hoge concentraties aan nitraten en fosfaten. Door lozingen van de industrie, de landbouw en huishoudens, komen nitraten en fosfaten voor een groot deel terecht in onze rivieren. Via de rivieren worden de stoffen meegevoerd tot in zee.

Schuim op het strand

Wanneer kolonies schuimalgen sterven, kloppen de golven bij een stevige wind het slijmomhulsel op, waardoor schuim wordt aangemaakt - je kan dat het best vergelijken met het opkloppen van eiwit voor het maken van slagroom. Dit schuim spoelt later aan op de stranden, soms in massale hoeveelheden.

Hoewel op zich ongevaarlijk, doet het afsterven van grote hoeveelheden schuimalgen de zee geen goed. Het kan leiden tot een tijdelijk zuurstofgebrek in het water. Dood organisch materiaal (zoals algen) wordt namelijk afgebroken door bacteriën, en daarvoor gebruiken die bacteriën zuurstof. Hoe meer algen ze moeten afbreken, hoe meer zuurstof ze zullen verbruiken. Dat kan in uitzonderlijke omstandigheden leiden tot massale sterfte van zeedieren, waaronder ook oesters en mossels in kwekerijen, die plots zonder zuurstof komen te zitten.

Kolonies versus klimaatopwarming

Toch zijn algen op zich best nuttig. Ze staan namelijk aan de basis van de hele voedselketen op zee. Fytoplankton vormt de belangrijkste voedselbron voor kleine zeediertjes, die op hun beurt een belangrijke prooi vormen voor dieren hogerop in de voedselketen, tot de grootste walvissen en haaien toe.

Bovendien spelen schuim- en andere algen ook een positieve rol in de klimaatopwarming. Een deel van de algenbiomassa zinkt namelijk weg naar de oceaanbodem en neemt zo koolstof weg uit de atmosfeer. Daarnaast komt bij de afbraak van algen het zogenaamde dimethyl sulfide vrij, wat de typische zeegeur oplevert. De zwavel die hierdoor in de atmosfeer terechtkomt, leidt uiteindelijk tot wolkenvorming. Wolken reflecteren het zonlicht en temperen zo de klimaatopwarming. Het is alleen nog onzeker of dit mechanisme zal toenemen bij verdere toename van de concentratie koolstofdioxide of juist zal afnemen.

Hoe dan ook hoef je niet te panikeren als je wit schuim ziet op het strand: het is niet zo uitzonderlijk en bovendien niet schadelijk voor je gezondheid.

Zelf wit schuim opgemerkt tijdens een strandbezoek? Meld het via www.waarnemingen.be.

Tekst: Stephie Seghers, Natuurpunt & Pieter Vanormelingen, Natuurpunt Studie
Foto: Hendrik Moeremans