Amerikaanse eik
De Amerikaanse eik groeit opvallend snel en is naar Europa gekomen als sierboom.
maximaal 250 jaar
Groeit op rijkere of armere zandgronden
Op de Amerikaanse eik wonen amper 20 soorten insecten
Hoe herken je de Amerikaanse eik?
- Op deze soort leven amper 20 soorten insecten, terwijl er dat op een zomereik minstens 400 zijn
- Korte, rechte stam met gladde, zilvergrijze schors
- Bladeren kunnen 20 centimeter lang worden en hebben 4 tot 5 spitse, getande lobben
- De boom bloeit in mei
- Eikels zijn donkerder van kleur dan de zomereik en hebben een scherpe punt en zijn dikker dan die van de inheemse eiken.
Natuurgebieden
Alle natuurgebiedenVaak gestelde vragen over bomen
Waarom zijn bossen zo belangrijk?
Bossen zijn habitats vol leven: planten, insecten, vogels en zoogdieren. Die biodiversiteit vinden we nog steeds de allerbelangrijkste bestaansreden van bos. Daarom gaan we bij Natuurpunt volop voor gevarieerde ‘biodiversiteitsbossen’ met een grote natuurwaarde. Maar bossen zijn daarnaast ook levensnoodzakelijke luchtfilters en zuurstofproducenten. Een hectare bos slaat zo’n 12.000 kilogram CO2 op en produceert zo’n 33.000 kilogram zuurstof per jaar. En natuurlijk zijn die bossen ook belangrijk voor onze fysieke en mentale gezondheid.
Vanaf wanneer nemen bomen CO₂ op?
Vanaf dat bomen geplant zijn en beginnen te groeien nemen ze CO₂ op. In het begin is dat nog niet zoveel. Naarmate de boom groeit gaat het steeds sneller, omdat grotere bomen meer takken en bladeren hebben. De CO₂ wordt opgenomen via de groene bladeren en daarna in de boom omgezet naar nieuwe takken, bladeren en wortels. De meeste CO₂ wordt opgenomen tijdens de eerste 25 à 30 jaar. Als bomen ouder worden en stoppen met groeien neemt de CO₂-opname af.
Hoeveel bos hebben we in Vlaanderen?
Dat is haast onmogelijk om exact te berekenen, maar het wordt geschat op 140.000 ha. Dat is ongeveer 10% van de oppervlakte van Vlaanderen. Ter vergelijking: in Europa wordt 33% van het land bedekt door bos. Van de ongeveer 26.600 hectare natuurgebied die Natuurpunt beheert, is bijna 9.000 hectare bos. Daarmee zijn we, na de Vlaamse overheid, de tweede grootste bosbeheerder van Vlaanderen. Natuurpunt draagt dus een grote verantwoordelijkheid. We beheren bossen van zeer verschillende bostypes en elk bostype staat garant voor specifieke dier- en plantsoorten.
Hoe ‘maak’ je een bos?
Natuurlijk kan je een bos niet zomaar maken. Je hebt expertise en tijd nodig om nieuw bos te laten groeien. Er komt een pak meer bij kijken dan enkel bomen in de grond stoppen. Onze aanpak in vijf cruciale stappen:
-
Perceel kiezen: we zoeken uit waar het nieuw bos best komt, passend binnen de gebiedsvisie. Liefst planten we bos aansluitend bij bestaande boskernen. Bij Natuurpunt kopen we de grond waarop we bebossen altijd aan. Enkel zo hebben we de garantie dat het ook eeuwig bos blijft.
-
Plantgoed selecteren: afhankelijk van de beheerplannen, de beoogde biodiversiteitscreatie, de bodemsamenstelling en het grondwaterpeil maakt Natuurpunt een selectie van aan te planten, streekeigen soorten. We planten enkel inheemse bomen, die we kopen bij lokale kwekers. Zo zijn we zeker dat ze ook een lokaal genoom (DNA) hebben, dat hier goed aardt. Je plant dus beter bomen die hier opgekweekt zijn dan bomen die bijvoorbeeld uit Oost-Europa geïmporteerd worden. We houden er ook rekening mee welke bomen in de buurt groeien, want die kunnen vanzelf uitzaaien op het nieuwe stuk.
-
Bosplan maken: onze planners maken een doordacht plan. Welke bomen komen in de kern en welke aan de randen? Waar komen er open plekken of poelen? We proberen altijd gevarieerd en waardevol bos creëren. Het is belangrijk om structuur te brengen in het bos. Kleine open zones zorgen voor licht, en zijn goed voor de kruiden en insecten. Planten en dieren hebben licht nodig om zich optimaal te kunnen ontwikkelen.
-
Juist planten: het gros van de bossen planten we in de loop van de maand november. Omdat de sapstroom van de boom dan stil ligt, is de kans op succes groter. Normaal betrekken we de buurtbewoners en de Natuurpunt-leden bij onze bosplantacties, maar door de nieuwe coronagolf zal dat dit jaar niet of beperkt het geval zijn. Maar wees gerust: de vrijwilligers zullen er wel voor zorgen dat al die bomen uiteindelijk in de grond raken.
-
Bos beheren: de eerste jaren zal Natuurpunt het terrein tussen de aanplantingen eventueel maaien en controleren of de jonge bomen wel goed groeien. Boompjes die sterven – door droogte of vraat van konijnen of herten – vervangen we als de uitval ongewoon hoog ligt. Een zekere mate van sterfte is echter normaal naarmate het bos groeit. Op langere termijn dunnen we het bos verder uit en sturen we bij in de soortensamenstelling waar nodig. Als je jonge bossen sneller uitdunt, groeien de overgebleven exemplaren sneller. Daardoor wordt er ook meer CO2 opgenomen.
Waarom worden invasieve soorten soms verwijderd?
Omdat exotische soorten hier vaak geen natuurlijke vijanden hebben, nemen sommigen snel de overhand. Ze kiemen massaal of breiden uit door middel van wortelstokken en nemen zo een natuurgebied op een invasieve manier over. Op die manier vormen ze een bedreiging voor onze inheemse boomsoorten die die concurrentie niet aankunnen. Bekende voorbeelden van invasieve exoten die het bij ons erg goed doen zijn: Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik, robinia en rhododendron. Op plaatsen waar deze soorten dominant worden en inheemse soorten wegconcurreren, worden ze verwijderd. Ook oude exemplaren moeten er dan soms aan geloven. Jammer genoeg, maar enkel zo wordt de zaadzetting en de verspreiding stopgezet. Of exoten invasief zijn wordt perceel per perceel bekeken. Het verwijderen gebeurt ook niet plots. Termijnen van 50 jaar om het bos om te vormen, zijn niet uitzonderlijk.
Waarom kapt Natuurpunt soms bomen?
Als we ergens bomen kappen dan is dat enkel om de afgesproken natuurdoelen te halen in specifieke gebieden met een ander natuurtype zoals heide, bloemrijke hooilanden of natte graslanden. Deze habitats zijn erg zeldzaam geworden in Europa en ze zijn levensnoodzakelijk voor heel wat kwetsbare en zeldzame soorten. We zullen echter nooit hoogwaardig bos kappen, enkel jong opgeschoten bos of naaldbossen die werden aangeplant voor houtproductie.
Daarnaast dunnen we onze bossen ook uit en vormen we ze geleidelijk om. Dat doen we net om het bos te versterken. De andere bomen krijgen zo meer ruimte om te groeien. Het is een belangrijk onderdeel van duurzaam bosbeheer. We begrijpen dat bomen kappen altijd gevoelig ligt en veel emoties teweeg brengt, zeker op korte termijn als de aanblik niet fraai is. Maar als we kappen is dat dus altijd met de natuur als doel. Op langere termijn is het resultaat prachtig, zowel voor de natuur zelf als voor onze beleving.
Welke soorten bos zijn er?
Je kan beter spreken van bostypes, om verwarring met bossoorten zoals de zwarte specht, of de bosanemoon te voorkomen. Welk type bos hangt af van de standplaats, gaande van nat tot droog en voedselarm tot voedselrijk.
- Berken-elzenbos: groeit op natte, voedselarme standplaatsen, vooral in de Kempen en Vlaamse zandstreek. Berken gedijen beter op zuurdere grond en overheersen daar op de elzen.
- Elzenbroekbos: vind je op de rijkere, natte plaatsen. Elzen doen het beter op minder zure gronden en worden daar vergezeld door gele lis en bitterzoet in de kruidlaag. Komt vaak voor in riviervalleien op zand en leem.
- Essen-elzenbos: tref je aan op vochtige, voedselrijkere standplaatsen. In de ondergroei zie je allerlei stikstof-minnende soorten als brandnetel, bramen en kleefkruid. Dit type bos kom je regelmatig tegen in de voedselrijkere valleien.
- Iepen-essenbos: vind je aan de voet van hellingen en langs oeverwallen van de grote rivieren. Omdat daar meer schommelingen in het grondwater voorkomen, is het aandeel grondwater-minnende soorten beperkt. In de kruidlaag tref je brandnetel en kleefkruid aan en tegen bomen groeit klimop.
- Dennen-eikenbos: verkiest droge en arme gronden. Je vindt ze vooral terug in de Vlaamse zandsteek en de Kempen. Vaak zijn het voormalige heideterreinen die beplant zijn met grove en Corsicaanse den, waardoor je er minder zomereik en ruwe berk op zult aantreffen. In de struik- en kruidlaag ontdek je braam, bochtige smele en de brede en smalle stekelvaren.
- Eiken-beukenbos: gedijt op iets minder arme, droge standplaatsen. Naast een aandeel zomereik, bestaat het vooral uit beuk. In de ondergroei vinden we adelaarsvaren, lelietje-van-dalen en dalkruid. Dit bostype is verspreid over heel Vlaanderen.
- Essen-eikenbos: komt overal in Vlaanderen voor op rijkere, droge bodems, vaak in oude boskernen. Het zijn loofbossen met zomereik, es, beuk en gewone esdoorn. Ze herbergen de bekende voorjaarbloeiers: bosanemoon, wilde hyacint, bleek- en donkersporig bosviooltje, gele dovenetel, Salomonszegel.
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief