Afbeelding
Filip Verbelen

Warmte en droogte problematisch voor amfibieën

14 aug 2020
Categorieën
Natuurbericht
Biodiversiteit
Biotopen en habitats
Inventarisatie & monitoring
LIFE BNIP
Natura 2000

Door de aanhoudende droogte zijn de voorbije weken veel poelen drooggevallen. Dit is niet goed voor de larven van sommige watersalamanders die normaal nu nog in het water zouden zitten. De warmte en droogte heeft mogelijk ook negatieve effecten op amfibieën die zich wel al op het land bevinden.

“Dit heb ik nog nooit meegemaakt. Zowat alle amfibieënpoelen die we in Merelbeke opvolgen stonden eind juli - begin augustus al droog waardoor de larven van een aantal soorten niet tijdig kunnen metamorfoseren. Wanneer dit zich enkele jaren na elkaar zou voordoen, kan dit lokaal een negatieve impact hebben op de overlevingskansen van sommige soorten” zegt Dominique Verbelen (Natuurpunt Studie) die al meer dan 20 jaar een aantal poelen opvolgt.

DUBBEL LEVEN

Het woord amfibie is afgeleid van het Griekse ἀμφί-βιος amphí-bios, wat dubbel-levend betekent. Heel wat kikkers, padden en salamanders brengen het grootste deel van het jaar aan land door, maar zijn voor hun voortplanting wel afhankelijk van water. Dit jaar lijkt het met dat water op veel plaatsen niet goed af te lopen. Vooral voor sommige watersalamanders is dat geen goed nieuws. In België komen vier soorten watersalamanders voor: de alpenwatersalamander, de kamsalamander, de vinpootsalamander en de kleine watersalamander. Ze overwinteren aan land en de eerste exemplaren ontwaken doorgaans rond eind februari - begin maart uit hun winterslaap. Tijdens de grote voorjaarstrek  - die meestal duurt tot eind maart - trekken de volwassen exemplaren naar geschikte voortplantingslocaties. In de poelen wordt dan gepaard en worden eitjes afgezet. Afhankelijk van de temperatuur duurt de embryonale fase 14 tot 30 dagen. Dan komen de larven uit de eitjes. Aanvankelijk halen die larven vooral zuurstof uit het water via uitwendige kieuwen. Beetje bij beetje voltrekt de larvale ontwikkeling zich en op het eind van de metamorfose schakelen de juveniele exemplaren over van kieuw- op longademhaling en kan via de longen zuurstof ook uit de lucht worden gehaald. Pas dan zijn ze klaar om het water verlaten.

VROEGE EN LATE SALAMANDERS

De periode van ei tot gemetamorfoseerde larve duurt niet bij alle soorten even lang. Er zijn ‘vroege’ en ‘late’ soorten. Bij alpenwatersalamander en kleine watersalamander heeft het gros van de larven het water al verlaten rond midden juli, maar larven van vinpootsalamander en vooral kamsalamander zijn langer afhankelijk van water, sommige zelfs tot midden augustus. En daar loopt het dit jaar fout: veel poelen vallen dit jaar droog, vaak al op een moment dat de larven nog niet volledig gemetamorfoseerd zijn en dus nog niet klaar zijn om aan land te gaan. Hoewel de ontwikkeling van larven mogelijk versnelt naarmate het water vermindert zullen er in 2020 op heel wat locaties larven van kamsalamander en vinpootsalamander sterven doordat de poelen te vroeg droogvallen.

Afbeelding
hugo_willocx.jpg

 TE DROOG IN HET WATER, TE DROOG AAN LAND

Want droog is het. Volgens de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) zijn de grondwaterstanden in Vlaanderen momenteel laag tot zeer laag in 78% van de meetpunten. Die droogval zou in de toekomst voor problemen kunnen zorgen. Na twee eerdere droge en warme jaren, lijkt een aantal soorten nu al in moeilijkheden te zitten. Vooral de heikikker doet het niet goed. Op locaties waar in 2018 nog 800 legsels werden geteld, konden in 2020 nog slechts drie legsels worden gevonden. Er wordt vermoedt dat de gortdroge landbiotopen daar voor iets zouden kunnen tussen zitten. Vegetaties van dichte pollen pitrus en pijpenstrootje worden op sommige plaatsen nog steeds gemaaid, afgeplagd of intensief begraasd. Dit zijn echter de vegetaties die tijdens hete zomers het water iets langer kunnen bufferen.

Zonder deze dekking en nog een beetje gebufferd vocht wordt het ook aan land moeilijker om te overleven wegens te droog. Bij lang aanhoudende droogte (zoals in de zomer van 2019) gaat een aantal amfibieën in ‘droogterust’: een beetje hetzelfde als een winterslaap, maar dan in de zomer. De vitale functies (bv. hartslag) worden verlaagd en er wordt nog nauwelijks gegeten. Hierdoor bouwen de amfibieën minder vetreserves op en gaan ze in een matige tot slechte lichaamsconditie in winterslaap. Mogelijk heeft dit ertoe geleid dat een aantal heikikkers (en andere amfibieën) de winterslaap niet hebben overleefd. Sommige van de amfibieën die het voorjaar van 2020 wel haalden, zullen ontwaakt zijn met een klein aantal resterende vetcellen. En net dit aantal vetcellen bepaalt bij de vrouwtjes hoeveel eicellen er worden aangemaakt. De combinatie van sterfte tijdens de droogterust en winterslaap, aanmaak van een laag aantal eicellen en mannetjes die niet ‘in vorm’ waren om aan de paarkoren deel te nemen, zou een verklaring kunnen zijn voor de legseldip die in 2020 bij heikikkers werd vastgesteld. Droogvallende poelen hebben op heikikkers (maar ook op andere ‘vroege’ soorten als bruine kikker en gewone pad) immers minder invloed. De larven van deze soorten hebben het water al verlaten midden juni. De kans dat poelen tegen dan zouden droogvallen, lijkt weinig waarschijnlijk, al lijkt de laatste jaren niets onmogelijk …

Tekst: Dominique Verbelen (Natuurpunt Studie)

Foto’s: Filip Verbelen, Hugo Willocx