Afbeelding
Pieter Vanormelingen

Biodiversiteit in laagveen: over veenpiraten en zompsprinkhanen

19 okt 2023
Categorieën
Natuurbericht
ADMIRE
Insecten en ongewervelden
Studie
Veen

Veengebieden zijn niet enkel belangrijk vanwege hun capaciteit om koolstof en water op te slaan. Ze herbergen ook een zeer specifieke en vaak bedreigde biodiversiteit. Recent onderzoek trachtte meer inzicht te krijgen in de bodembewonende ongewervelden – en dan met name vooral loopkevers, spinnen en sprinkhanen - die in deze gebieden gedijen.

De uiterst natte, zeer voedselarme en vaak zure milieu-omstandigheden in venen bieden een thuis aan heel wat biodiversiteit, die vaak sterk gespecialiseerd is en daardoor beperkt tot een handvol locaties in Vlaanderen. Enkele voorbeelden zijn allerlei veen- en schorpioenmossen, veenpluis, ronde zegge, hoogveenglanslibel, zilveren maan, watersnip en kraanvogel. Door de sterke achteruitgang van de oppervlakte en kwaliteit van onze veengebieden zijn deze vaak bedreigd of zelfs verdwenen uit Vlaanderen. Hoopgevend is dat veenherstel hier en daar al heeft geleid tot terugkeer of toename van verschillende veensoorten, zoals watersnip en kraanvogel in de Vallei van de Zwarte Beek.

De diversiteit en verspreiding van bodembewonende ongewervelden zoals spinnen, mieren of loopkevers in veengebieden is echter heel wat minder goed gekend, hoewel het vaak heel goede indicatoren zijn van de kwaliteit van hun habitat. Van 2017 tot 2020 werden als deel van het SBO-FWO onderzoeksproject Future Floodplains de bodembewonende ongewervelden onderzocht in verschillende laagveengebieden in de valleien van het Demer- en Netebekken. Voor de inventarisatie werden bodemvallen geplaatst op verschillende locaties van uiteenlopende habitatkwaliteit en -grootte. De bodemvalgegevens werden aangevuld met sprinkhanentellingen in een 10x10m kwadrant. Concreet werden vooral spinnen, loopkevers en sprinkhanen verder geanalyseerd.

Afbeelding
grote_piraat_een_kenmerkende_soort_voor_veengebieden_in_de_vallei_van_de_drie_beken_diest._c_pieter_vanormelingen.jpg

Grote piraat, een kenmerkende soort voor veengebieden in de Vallei van de drie beken in Diest © Pieter Vanormelingen

Voor zowel spinnen als loopkevers bleek de soortensamenstelling in laagveengebieden duidelijk te verschillen van andere kruidachtige valleihabitats. Voor de minder soortenrijke sprinkhanen was dit niet zo duidelijk. Voor spinnen was er daarnaast een verschil tussen de meer voedselrijke en voedselarme veenlocaties, terwijl bij loopkevers de regelmatig onder water staande locaties een verschillende soortensamenstelling hadden dan de andere. Drogere -vaak sterk verdroogde- locaties hadden voor de drie soortgroepen een andere soortensamenstelling. Er konden 31 spinnen-, 18 loopkever- en 3 sprinkhaansoorten geïdentificeerd worden als kenmerkend voor laagveengebieden in de onderzochte rivierdalen. Voorbeelden van dergelijke soorten zijn de spin grote piraat, de loopkever veenzwartschild en moerassprinkhaan.

Vergelijken we de diversiteit aan typische veenspinnen tussen de gebieden, dan herbergen de meest intacte ‘referentiegebieden’, de bovenloop van de Zwarte Beek en De Zegge, zowel lokaal als over het hele gebied een veel hogere diversiteit dan de andere kleinere en/of meer gedegradeerde veengebieden. Zo werd onder andere de spin veenpiraat uitsluitend in deze beide gebieden gevonden. Op de verdroogde veenlocaties komen verschillende eurytope soorten in groot aantal voor. Deze zijn over bijna de hele vochtgradiënt erg talrijk en ontbreken enkel op de allernatste locaties. Ze kunnen dus gebruikt worden als indicatoren voor de effectiviteit van vernatting. Tenslotte zijn ook enkele typische veensoorten zoals de zompsprinkhaan in natuurlijke omstandigheden eerder typisch voor de randzone van het veen waar de grondwaterstand wat verder wegzakt in de zomer.

Deze inzichten worden momenteel in het recent gestarte Interreg veenherstelproject ADMIRE verder gebruikt om na te gaan in hoeverre en hoe snel veenherstel resulteert in de terugkeer van typische veensoorten en de afname van eurytope soorten. Ook zal worden bekeken wat het effect van maaibeheer is. Naast de voornoemde groepen ongewervelden zullen ook zweefvliegen worden bekeken, een soortenrijke insectengroep met veel typische moeras- en veensoorten. Ten slotte maken deze nieuwe inzichten het mogelijk om in de toekomst hydrologische kaarten te vertalen naar “kansenkaarten” voor specifieke doelsoorten.

Tekst: Pieter Vanormelingen en Juul De Witte (Natuurpunt Studie)
Afbeelding
logo_banner_fwo_admire.jpg