Afbeelding
Jacob Van Den Borne

Ecoduct Kempengrens verbindt Vlaanderen en Nederland voor dieren

1 jun 2017
Categorieën
Natuurbericht
Organisatie
Provincie Antwerpen
Zoogdieren


In het najaar van 2014 werd het ecoduct Kempengrens voltooid. Deze natuurbrug, de vierde voor Vlaanderen, overspant de snelweg E34-A67 (Antwerpen – Eindhoven) ter hoogte van de grens België – Nederland, in Postel (Mol). Intussen maakten 24 soorten zoogdieren, 6 soorten amfibieën en heel wat ongewervelden gebruik van het ecoduct. Dat blijkt uit onderzoek door Natuurpunt in opdracht van het Departement Omgeving.

Het ecoduct Kempengrens, een gezamenlijk initiatief van de Vlaamse en Nederlandse overheid, is een indrukwekkend bouwwerk. Het is 53m breed op het smalste deel. Van daar waaiert het paraboolvormig uit tot een breedte van 67m. De totale overspanning bedraagt 55m. Een omvangrijke takkenwal en verspreid liggende boomstronken zorgen voor beschutting voor dieren. Een vleermuiskelder en amfibieënpoelen werden aangelegd in de aanlooptaluds van het ecoduct en er loopt een geleidend wildraster langs de E34 van het op- en afrittencomplex 26 (Retie) in Vlaanderen tot de kruising met de N284 in Nederland (32 km raster; 16 km aan elke zijde van de snelweg).

In 2012, twee jaar vóór de aanleg van het ecoduct Kempengrens, werd een uitgebreide ‘nulsituatie’ opgemeten: welke dieren komen in de omgeving voor?

In 2016, het tweede jaar na aanleg van het ecoduct, vond een monitoringsonderzoek plaats, om na te gaan welke dieren gebruik maken van de natuurbrug en om opnieuw te evalueren welke dieren in de omgeving voorkomen. Daaruit bleek dat het ecoduct goed functioneert.

Zo zijn er 8 soorten vleermuizen en 16 andere wilde zoogdiersoorten op het ecoduct vastgesteld. Drie soorten zoogdieren werden enkel in de omgeving geregistreerd en (nog) niet op het ecoduct. Eén daarvan is de Boommarter: van deze zeldzame marter was nog niet bekend dat die in de regio voorkwam. Drie andere soorten marters, met name Hermelijn, Bunzing en Steenmarter, zijn wél al op het ecoduct waargenomen. Het ecoduct wordt dus gebruikt door marterachtigen, een groep die zeer gevoelig is voor versnippering van hun leefgebied door ons wegennet en waarvan meerdere soorten (Bunzing, Hermelijn) sterk afgenomen zijn in Vlaanderen gedurende het voorbije decennium. Ook het Ree passeert geregeld over het ecoduct. Regionaal Landschap Kleine en Grote Nete plaatste meteen na de voltooiing van het ecoduct een cameraval en kon zo de eerste bezoekers spotten.

Afbeelding
dsq.jpg

De zeldzame Boommarter gefotografeerd door een camera in de omgeving van het ecoduct Kempengrens. (foto Zoogdierenwerkgroep).

Meldenswaardig zijn ook de talrijke waarnemingen van Levendbarende hagedis in de aangelegde takkenwallen op de taluds van het ecoduct. Al in het tweede jaar na aanleg is het ecoduct al gekoloniseerd door deze soort, terwijl het bij de ecoducten De Warande en Kikbeek duurde tot het zevende jaar na aanleg.

Er zijn 6 soorten amfibieën waargenomen op het ecoduct en aan de voet ervan. Het gaat om de 5 in Vlaanderen meest algemene soorten: Kleine watersalamander, Alpenwatersalamander, Gewone pad, Bruine kikker en Bastaardkikker. Maar daarnaast vonden we in 2016 een populatie Vinpootsalamander, een soort die doorgaans te vinden is op voedselarme terreinen. De drie nieuw aangelegde poelen aan de zuidzijde van het ecoduct zijn cruciaal voor het aantrekken van deze amfibieën.

Naast al deze gewervelde dieren, is een ecoduct ook erg belangrijk voor veel ongewervelde dieren. Het onderzoek van Natuurpunt is vooral gericht op kort gevleugelde, weinig mobiele soorten zoals bepaalde sprinkhanen en loopkevers.

Het feit dat het ecoduct in Postel zeer doordacht is aangelegd, met tal van elementen die de passage van dieren bevorderen, is een belangrijke verklarende factor voor het succes. De combinatie van takkenwallen, poelen en een voedselarme afdeklaag (het feit dat de bovenste laag van grond waarmee het ecoduct is afgewerkt, bestaat uit voedselarm zand en niet uit humusrijke ‘zwarte grond’) biedt kansen aan typische vegetaties om zich te ontwikkelen. En wellicht het allerbelangrijkste: er werd gewerkt aan goede verbindingen met natuurgebieden in de omgeving. Zo’n robuust netwerk maakt in de toekomst ruimte voor robuuste en sterke populaties.

Tekst: Jorg Lambrechts, Natuurpunt Studie 
Foto’s: Jorg Lambrechts, Zoogdierenwerkgroep & Jacob Van Den Borne