De koereiger, een van oorsprong zuidelijke soort, neemt nog steeds toe in ons land. In 2020 werd in de IJzervallei een broedgeval vastgesteld (het eerste buiten de Zwinregio). Deze zuiderse reiger heeft het hier erg naar zijn zin: momenteel overwinteren ongeziene aantallen koereigers in ons land.
De eerste koereiger in de IJzervallei werd waargenomen in juni 1987 en dat was groot nieuws. Voor een ontmoeting met deze kleine reigersoort moest je toen immers nog naar Spanje of Zuid-Frankrijk gaan. Tegenwoordig zijn koereigers al lang geen ongewone verschijning meer in onze contreien. Het lijkt er op dat 2021 het jaar van de echte doorbraak is geworden, zeker in de IJzervallei. Er werden recordaantallen vastgesteld en het ziet er naar uit dat de soort zich nu ook definitief als broedvogel zal vestigen.
Tellen op de slaapplaatsen
Het is soms erg moeilijk om een goed beeld te krijgen van het totale aantal koereigers dat in de IJzervallei en de ruimere Westkust-regio verblijft. Groepjes kunnen overdag zeer verspreid voorkomen en zijn soms verrassend onopvallend of zelfs onvindbaar, ondanks de witte kleur van de reigertjes. In de late avonduren verzamelen koereigers zich echter op gezamenlijke slaapplaatsen en dat is het ideale moment om ze te tellen. De belangrijkste slaapplaats bevindt zich op De Blankaart in Woumen.
Tot 2005 bleven waarnemingen van koereigers eerder zeldzaam. Daarna waren er beduidend meer waarnemingen, met in 2008 zelfs tot 15 exemplaren. Koude winters zorgden echter geregeld voor een tijdelijke terugval van het aantal waarnemingen. In 2017 werden voor het eerst meer dan 20 ex. waargenomen en vooral de laatste twee jaren zagen we dan een verdere, snelle toename. Op 24 september 2021 telde Eddie Duthoit niet minder dan 125 ex. op de Blankaart-slaapplaats, het hoogste aantal dat ooit in Vlaanderen werd vastgesteld. Ook elders in Vlaanderen en Wallonië werden dit najaar opvallend veel koereigers gemeld. Het lijkt plots niet meer ondenkbaar dat er binnen afzienbare tijd geregeld honderden exemplaren in Vlaanderen zullen vertoeven, een evolutie die we ook bij de grote zilverreiger hebben gezien.
Koereigers op de slaapplaats (foto: Eddie Duthoit)
Zomerse wintergast
De beste kans om koereigers te zien in de Westhoek heb je op en rond het natuurgebied De Blankaart in Woumen-Merkem. De laatste jaren vind je ze echter ook meer en meer in andere gebieden zoals de Viconia-kleiputten in Stuivekenskerke, het komgrondengebied van Lampernisse en zelfs af en toe in De Moeren bij Adinkerke. Meestal tref je ze aan in de buurt van koeien maar van zodra die op stal staan zoeken ze vooral het gezelschap op van schapen of zelfs groepen ganzen. Die opvallende associatie met grazende dieren is gebaseerd op het feit dat allerhande prooidieren zoals insecten, wormen en muizen uit hun schuilplaatsen worden gejaagd door de graasactiviteiten.
De meeste koereigers verschijnen in de IJzervallei in de late zomer of in de herfst en blijven dan de ganse winter aanwezig, tenzij een strenge vorstperiode roet in het eten gooit. Tegen april zijn de meeste dan weer vertrokken. Dit seizoenspatroon lijkt op het eerste zicht wat vreemd. Deze warmteminnende soort broedt op het Europese vasteland immers uitsluitend ten zuiden van Vlaanderen, vooral in Spanje en delen van Frankrijk en Italië. De meest nabijgelegen broedkolonies liggen in Harchies (Henegouwen) en nabij de Somme in Frankrijk. Je zou verwachten dat koereigers in de noordelijke delen van hun verspreidingsgebied na de zomer in zuidelijke of westelijke richting trekken om de winter door te brengen, zoals de meeste vogelsoorten doen. De koereigers die bij ons overwinteren lijken dat echter niet te doen. Er zijn wel meer voorbeelden van vogelsoorten die geen zo’n duidelijke trekrichting volgen en eerder een zwervende levenswijze hebben. Een goed voorbeeld is de grote zilverreiger. Dankzij exemplaren met kleurringen weten we dat hier van deze soort zowel vogels uit het noordoosten (Baltische Staten, Wit-Rusland) als zuidwesten (West-Frankrijk) komen overwinteren. Maar bij de koereiger hebben we er door het ontbreken van ringgegevens nog altijd geen idee van waar de vogels die bij ons overwinteren afkomstig zijn. Koereigers die hier zo noordelijk overwinteren nemen wel een risico. Een langdurige koudeperiode met vorst en sneeuw kan immers nefaste gevolgen hebben. Zo werden in een aantal strenge winters midden de jaren 1990 al meerdere keren dode koereigers gevonden in het Blankaartgebied. Maar met de zachter wordende winters zijn koereigers blijkbaar steeds meer geneigd om dat kleiner wordende risico te nemen.
Echte wereldveroveraar
De koereiger is een in oorsprong Afrikaanse soort die zich sinds begin 20e eeuw langzaam verspreidde over de hele wereld. Nu komen koereigers in grote aantallen voor op alle continenten, behalve Antarctica. Dit maakt dat de aantallen in Vlaanderen onbetekenend zijn in een internationale context. De toename van de koereiger in Noordwest-Europa is echter wel een belangrijke aanwijzing dat het klimaat verandert en dat dit gevolgen heeft voor tal van soorten. Het opduiken van zuidelijke soorten zoals koereiger en steltkluut in Vlaanderen krijgt veel positieve aandacht, maar is slechts één zijde van de medaille. Andere soorten hebben het veel moeilijker om met de klimaatverandering om te gaan. En zelfs voor de koereiger kan het té warm worden, zoals recent vastgesteld werd in Spanje en Portugal waar de soort het niet zo goed meer doet en waar plaatselijk grote kolonies zelfs nagenoeg verdwenen zijn door aanhoudende droogte. Dit fenomeen heeft wellicht ook de noordwaartse expansie van de soort in Europa in de hand gewerkt.
Tekst: Koen Devos & Wim Debruyne
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief