Bij droog weer kraakt het letterlijk onder je voeten, als je door de hei of schraal grasland wandelt: Gewoon kraakloof. Dat korstmos komt in Vlaanderen wijdverbreid voor op zandige terreinen. En niet alleen bij ons: ook in de poolgebieden (op beide halfronden) en zelfs in het Middellandse Zeegebied. Hoe die ene korstmossoort in zo’n verschillende milieus en klimaten kan overleven, was tot nog toe een raadsel. Dat werd onlangs deels opgelost.
In Vlaanderen komen zo’n 350 soorten korstmossen voor. Korstmossen zijn heel bijzondere levensvormen, waarbij een (of meerdere) alg(en) en een schimmel in symbiose leven. Dat samenlevingsverband is zo hecht dat het tot 1867 duurde vooraleer wetenschappers begrepen dat bij korstmossen twee componenten betrokken waren. Sindsdien groeide de opvatting dat een handvol algensoorten relaties aangaan met talloze schimmelsoorten, wat resulteert in die enorme diversiteit aan korstmossoorten die onze planeet rijk is. Het onderzoek naar deze organismen richtte zich vooral op de schimmelpartner.
Een nieuw onderzoek van Duitse en Spaanse wetenschappers toont aan dat een schimmelpartner een relatie kan aangaan met verschillende algensoorten. Dat verklaart hoe een korstmossoort in totaal verschillende milieus kan overleven. Het Gewoon kraakloof (Cetraria aculeata) was lange tijd een mysterie: het kent een bipolaire verspreiding (m.a.w. het komt ondermeer voor in alpiene en (hemi)boreale gebieden in beide halfronden), maar is ook in de mediterrane regio te vinden in steppeachtige biotopen. Wereldwijd kan je deze soort onder meer aantreffen in de grazige heuvels van Patagonië en Nieuw-Zeeland, bergketens op verschillende continenten (bv. de centrale Andes en in Oost-Afrika), subantarctische eilanden en de steppes in Centraal-Azië. Hoe doet Gewoon kraakloof dat? Gaan er misschien verschillende (cryptische) soorten onder schuil? En hoe is zijn verspreidingsgebied geëvolueerd? Dat waren de vragen die lichenologen uit Frankfurt en Madrid als invalshoek van hun onderzoek namen.
Hoewel het genus Cetraria complex is en de voorbije decennia verschillende nieuwe kraakloofsoorten beschreven zijn, kan, op basis van moleculair onderzoek, niet geconcludeerd worden dat ‘Gewoon kraakloof’ een verzamelnaam is voor een aantal schijnbaar identieke soorten. Het gaat om één soort, met een grote genetische variatie, die vanuit het Noorden delen van het Zuidelijk halfrond heeft gekoloniseerd. Gewoon kraakloof blijkt erg succesvol in het innemen van nieuwe biotopen. Het korstmos is erin geslaagd zijn ecologische niche te verbreden omdat de vaste schimmelpartner al naargelang de regio en het biotoop van algpartner wisselt. Door deze wissel kan kraakloof overleven bij verschillende temperaturen en variëren in fotosynthesecapaciteit. Hoe die wissel juist gebeurd is, is niet helemaal duidelijk. Alleszins blijken kraakloofpopulaties uit de Noordpoolregio nauwer verwant met die van de Zuidpoolregio dan met de Noord-West-Europese. Kraakloof plant zich vooral ongeslachtelijk voort en verspreidt zich doordat kleine afgebroken korstmosdeeltjes (met alg- en schimmelpartner) zich met de wind laten meevoeren.
Tekst: Wim Veraghtert, Natuurpunt Studie
Foto: Paul Wouters en Marianne Horemans
Bron: Printzen C., Domaschke F., Férnandez-Mendoza F. & S. Pérez-Ortega. 2013. Biogeography and ecology of Cetraria aculeata, a widely distributed lichen with a bipolar distribution. MycoKeys 6: 33-53.
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief