Afbeelding

Studie toont aan dat amfibieëntunnels in Vlaanderen vaak niet (goed) werken

14 aug 2020
Categorieën
Natuurbericht
Biodiversiteit
Inventarisatie & monitoring
LIFE BNIP
Natura 2000

Reeds enkele decennia worden op verschillende plaatsen in Vlaanderen maatregelen genomen om tijdens de voorjaarstrek het aantal verkeersslachtoffers bij amfibieën te beperken. Naast de talrijke overzetacties -  die veelal gecoördineerd en uitgevoerd worden door vrijwilligers - werden de afgelopen jaren door de bevoegde wegbeheerders een aantal permanente systemen aangelegd om trekkende kikkers, padden en salamanders veilig naar de andere kant van de weg te helpen. In Vlaanderen werden intussen al bijna 100 herpetofaunavoorzieningen aangelegd. Maar werken deze ontsnipperende maatregelen ook effectief?

Om op deze vraag te kunnen antwoorden schreef het Departement Omgeving van de Vlaamse overheid een opdracht uit, die door Natuurpunt Studie werd uitgevoerd. De opdracht bestond uit verschillende onderdelen. In eerste instantie werd een centraal databestand aangelegd van alle reeds aangelegde herpetofaunavoorzieningen (amfibieëntunnels, geleidingswanden, opvanggoten, …). Uit een rondvraag bij alle wegbeheerders (gemeenten, provincies, Vlaams gewest) en lokale coördinatoren van overzetacties bleek dat er tot 2018 al 93 herpetofaunavoorzieningen werden aangelegd, verdeeld over Limburg (25), Vlaams-Brabant (24), Antwerpen (22), Oost-Vlaanderen (14) en West-Vlaanderen (8). Het betreft uitsluitend voorzieningen voor amfibieën. Hoewel de laatste jaren in ons omringende landen (o.a. in Nederland) ook voor reptielen specifieke voorzieningen werden aangelegd, waren er op het moment van het onderzoek in Vlaanderen nog geen reptielentunnels.

Vaststellingen
Uit een screening van 22 van deze locaties bleek vervolgens dat amfibieëntunnels en geleidingswanden niet altijd op een goede manier worden aangelegd. Zo worden tunnels soms op locaties voorzien waar nauwelijks amfibieën trekken. Op plaatsen waar wél veel padden, kikkers en salamanders de weg oversteken, is de onderlinge afstand tussen de verschillende amfibieëntunnels vaak te groot (= meer dan 50 meter) of worden geen, te weinig (= over een te korte afstand) of slechte geleidingswanden voorzien. Geleidingswanden zijn opstaande elementen die trekkende amfibieën naar de tunnels leiden en ervoor zorgen dat ze niet op de weg kunnen terechtkomen. Het grootste knelpunt bleek echter het gebrek aan onderhoud. Herpetofaunavoorzieningen moeten, net als elke weginfrastructuur, regelmatig worden gecontroleerd om na te gaan of alle onderdelen nog goed functioneren. Een jaarlijkse check om te kijken of de geleidingswanden nog goed op elkaar aansluiten of om te controleren of de tunnels niet verstopt zitten door bladval, takken of afval, gebeurt bijna nergens. Hierdoor zorgt een aantal van deze ontsnipperende maatregelen eerder voor een bijkomend knelpunt dan voor een oplossing en dat kan niet de bedoeling zijn.

Afbeelding
amfibietunnel.jpg

Stappenplan
De studie stelt dat elke wegbeheerder bij de aanleg van een herpetofaunavoorziening een stappenplan zou moeten volgen. De eerste stap is essentieel: onderzoek goed waar er (geconcentreerde) amfibieëntrek voorkomt en kies voor de meest efficiënte oplossing om die trek zo veilig mogelijk te laten verlopen. In heel wat gevallen is het perfect mogelijk om een lokale weg tijdens de voorjaarstrek (ca. 15 februari - 31 maart, tussen zonsondergang en zonsopgang) tijdelijk af te sluiten (bv. met nadarhekkens). Een plaatselijke omleiding zal vaak nauwelijks hinder veroorzaken en kan - mits een goede en tijdige communicatie - meestal op veel begrip rekenen van buurtbewoners. Op drukkere wegen is de aanleg van een herpetofaunavoorziening vaak wel de enige duurzame oplossing. In dat geval is een grondige voorstudie, een correcte plaatsing en een goede opvolging van essentieel belang.

Conclusie
De studie concludeert dat er dringend werk moet worden gemaakt om de bestaande herpetofaunavoorzieningen te optimaliseren. Hierbij kan een belangrijke rol zijn weggelegd voor vrijwilligers die het peter- of meterschap van een ‘tunnellocatie’ op zich nemen en eventuele gebreken aan de geleidingswanden of de tunnels tijdig aan de bevoegde wegbeheerder melden. Maar dan moet er door die wegbeheerders ook wel tijd en geld voorzien worden om de nodige aanpassingen tijdig uit te voeren.

Het rapport ‘Monitoring van ontsnipperingsmaatregelen in Vlaanderen’ kan hier worden geraadpleegd.

Zie je zelf een aangereden dier? Geef je waarneming dan door via dierenonderdewielen.be. Zo worden knelpunten voor overstekende dieren nog beter in kaart gebracht.

Tekst: Ilf Jacobs en Dominique Verbelen (Natuurpunt Studie)