Het verhaal van windturbines in het Belgische deel van de Noordzee is vrij recent. Wat begon met zes turbines op de Thorntonbank in 2008, is in 2020 uitgegroeid tot één aaneengesloten operationele cluster van 394 windturbines, verspreid over een gebied van 238 km². Bovendien werd in het marien ruimtelijk plan van 2020 een bijkomende zone van 285 km² afgebakend ter hoogte van de Hinderbanken. Hierdoor zal op termijn ruim 15% van de Belgische Noordzee zijn ingenomen door windturbineparken. We hebben windturbines nodig om onze energievoorziening fossielvrij te maken en de klimaatopwarming af te remmen, maar de mariene biodiversiteit beschermen blijft prioriteit.
Sterk vermijdingsgedrag bij Jan-van-Gent, alk en zeekoet
Al sinds 2005 doet het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) onderzoek naar de effecten van offshore windparken op de aantallen en verspreiding van zeevogels. Uit dit onderzoek kwamen gaandeweg enkele opvallende patronen naar voor. Bepaalde soorten bleken de windparken op de Thorntonbank en de Blighbank duidelijk te mijden, met indrukwekkende afnames voor Jan-van-Gent (- 98%), zeekoet en alk (- 75%). Niet toevallig zijn dit ‘echte’ zeevogels, die zich vooral in het winterhalfjaar liefst offshore en zo ver mogelijk van de kust ophouden. Deze resultaten staan niet op zichzelf en komen goed overeen met cijfers uit Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland, waar gelijkaardig onderzoek wordt uitgevoerd.
Habitatverlies
Zulke mate van verstoring leidt voor deze soorten ontegensprekelijk tot habitatverlies. Al is het verleidelijk om de Noordzee als een homogene massa water en onuitputtelijke bron van voedsel te zien, toch hebben ook zeevogels wel degelijk een bepaalde habitatvoorkeur. Het is dan ook maar de vraag in hoeverre de resterende zeegebieden de verstoorde, ‘uitgeweken’ vogels kunnen ‘opvangen’. Dit is vooral in het broedseizoen - wanneer zeevogels gebonden zijn aan hun kolonie - zeker niet vanzelfsprekend. Zo werd aangetoond dat de omvang van zeevogelkolonies langsheen de Britse kusten beperkt wordt door het voedselaanbod binnen foerageerafstand. Minder voedselaanbod op foerageerafstand resulteert dus in kleinere zeevogelkolonies.
Barrière-effect, vooral voor roodkeelduikers
Naast de problematiek van habitatverlies, kunnen windturbines voor zeevogels ook een barrière vormen. Dat barrière-effect zorgt er voor dat zeevogels tijdens de trek of tijdens de dagelijkse foerageervluchten weigeren om door of over de windparken te vliegen, en daardoor een noodgedwongen omweg moeten maken. In het slechtste geval worden hun routes volledig afgesneden. Zo blijken roodkeelduikers windparken te mijden tot op 16 km. Deze hoge verstoringsafstand moet dan ook in rekening worden gebracht bij de opmaak van mariene ruimtelijke plannen. Bij voorkeur is hier ook internationaal overleg rond. Zoals blijkt uit Figuur 1 zijn de plannen voor een offshore windpark vlak voor de kust van Duinkerke in combinatie met de plannen aan onze kant van de Frans-Belgische grens hoogst ongelukkig en mogelijk nefast voor de migratie van roodkeelduikers.
Het Belgische deel van de Noordzee met aanduiding van operationele en geplande windparken en een bufferzone van 16 km ter indicatie van de maximale verstoringsafstand, alsook de afgebakende vogel- en habitatrichtlijngebieden.
Aangetrokken door windparken
Maar er zijn ook soorten die door windparken worden aangetrokken, zoals aalscholvers, zilvermeeuwen, kleine en grote mantelmeeuwen. Ze worden aangetrokken door de aanwezigheid van rustplaatsen en mogelijk ook door een verhoogde voedselbeschikbaarheid (door ‘artificiële rifvorming’). Deze soorten komen dus in verhoogde aantallen voor in en rond windparken, met een verhoogd aanvaringsrisico tot gevolg. Uit onderzoek met GPS-zenders blijkt echter dat kleine mantelmeeuwen weliswaar worden aangetrokken tot met name het windpark op de Thorntonbank, maar dat ze voornamelijk rusten op de turbinefunderingen langsheen de buitengrenzen van het park. Het aantal vliegbewegingen in het park zelf blijkt daardoor mee te vallen. Het risico dat de populatie kleine mantelmeeuw een spreekwoordelijke slag van molen krijgt, lijkt dan ook beperkt.
Nood aan mariene reservaten
Als gevolg van de hoogdringendheid om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen, en bij gebrek aan al te alarmerende boodschappen rond de milieu-impact van windturbines op zee, neemt de bouw van offshore windparken de laatste jaren internationaal een hoge vlucht. Nochtans zorgt de bouw van deze windparken voor een onherroepelijke verandering van de zee waarin ze worden gebouwd. Doorgedreven monitoring zoals de afgelopen 10 jaar tijdens het WinMon project gebeurde, moet ook in de toekomst worden verder gezet. Het uitvoeren van monitoring en onderzoek mag weliswaar niet als pasmunt dienen voor daadwerkelijke compensatie en mitigatie op het terrein. Los van precies becijferde milieueffecten zou een proactieve afbakening van één of meerdere mariene reservaten daarom bespreekbaar moeten worden gemaakt. Gebieden vrij van windturbines, maar ook van recreatie, baggerwerken, scheepvaart en visserij. Het wordt almaar drukker op het Belgische deel van de Noordzee en onze elfde provincie heeft dringend nood aan meer ademruimte.
Tekst: Nicolas Vanermen, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief