LIFE Abeek

Antwerpen
Brussel
Afbeelding
life_abeek_-_header
LIFE Abeek
Soort
LIFE
Looptijd
Afgerond
Werking
Natuurbeheer

Inleiding

De Abeekvallei is één van de mooiste beekvalleien van Vlaanderen en herbergt langsheen zijn loop een grote verscheidenheid aan zeldzame natuur. 

Langs de oevers van de Abeek vinden we venige hooilanden en zeer mooie elzenbroekbossen. Deze gaan over in droge zandige valleiflanken waar we nog relicten van heide en heischrale graslanden aantreffen. Dit zijn allen natuurtypes die zowel op Vlaams als op Europees niveau zeldzaam zijn. De Abeek is met zijn omliggende moeras- en heidegebieden dan ook terecht opgenomen in het Europese Natura 2000 netwerk van internationaal belangrijke gebieden. 

Dankzij Europese steun door middel van het Life+project “Life Abeek” zal Natuurpunt van 2010 tot 2014 grootschalige natuurherstelacties rondom deze beek kunnen uitvoeren. Daarnaast willen we met dit project de plaatselijke bevolking bewust maken van de natuurwaarden in haar eigen streek.

Natuurgebieden binnen dit project

 

 

Meer info over het Life-programma van de Europese Unie vindt u hier.

Meer info over het Natura 2000-netwerk vindt u hier.

Projectgebied

De Abeek is een typische laaglandbeek die niet door enkele puntbronnen maar door uitvloeiend grondwater langsheen haar hele loop gevoed wordt. Het brongebied ligt in de gemeente Meeuwen-Gruitrode en vervolgens stroomt de Abeek doorheen Peer, Bocholt, Bree en Kinrooi om daarna in Nederland ter hoogte van Neer  in de Maas uit te monden.

De bovenloop is zeer intact gebleven. Hier heeft de beek zich diep ingesneden in het Kempisch Plateau en de ruimte gekregen om meanderend zich een weg stroomafwaarts te banen. Na de deelgemeente  Reppel stroomt de Abeek in de Vlakte van Bocholt en is vanaf hier grotendeels recht getrokken en verlegd.

De bijzondere waarde van dit intacte beeksysteem is ook de lokale Natuurpuntafdelingen niet ontgaan. In Meeuwen-Gruitrode, Peer en Bocholt vormt deze beek de ruggengraat van het natuurgebied Vallei van de Abeek.  In Bree en deels ook Bocholt stroomt de Abeek door het natuurgebied Sint-Maartensheide/De Luysen.

Deze twee natuurgebieden liggen grotendeels in het habitatrichtlijngebied “Abeek met aangrenzende moerasgebieden” en vormen het werkterrein van het Life+project “Life Abeek”.

 

Projectgebied

Projectgebied LIFE Abeek

Doelstellingen

Het algemene doel van het Life-project “Life Abeek” is het behoud en de ontwikkeling van de aanwezige Natura 2000 habitats. Er zijn twee belangrijke facetten aan het project.

Enerzijds willen we met grootschalige natuurherstelacties de aanwezige habitats herstellen en hun areaal uitbreiden. Anderzijds willen we via verscheidene publieksacties meer draagvlak en betrokkenheid voor het Natura 2000 gebied creëren bij de lokale bevolking.

Acties voor natuurherstel

  • Herstel van heide- en landduinhabitats in mozaïek met eikenberkenbos
  • Ontwikkeling van waardevolle beekbegeleidende broekbossen
  • Herstel van uitzonderlijke veenhabitats in mozaïek met andere habitats
  • Herstel van water-, ven en oevervegetaties    
  • Integratie sites met weekendverblijven en vernatuurlijking van bijhorende tuinvijver
  • Opstarten extensieve begrazing
  • Exotenbestrijding
  • Opzetten van kleinschalige composteereenheden   

Publieksacties

  • Infomomenten/wandelingen voor de bevolking
  • Nieuwe wandelpaden en infoborden
  • Tentoonstelling Mariahof
  • Natuurevenement
  • Wandelfolders
  • Infobrochure LIFE-project
  • Website
  • Laymans-report

Doelhabitats

Het project LIFE Abeek heeft voornamelijk het habitatrichtlijngebied “Abeek met aangrenzende moerasgebieden” als werkterrein.

Het brongebied van de Abeek, ter hoogte van het Schietveld in Meeuwen-Gruitrode, bevindt zich echter in het habitatrichtlijngebied “Mangelbeek en heide- en vengebieden tussen Houthalen en Gruitrode”. Daarnaast overlapt ons projectgebied met drie vogelrichtlijngebieden.

In ons projectgebied zijn volgende habitattypes goed vertegenwoordigd:

  • Oligotrofe wateren met Littorella- of Isoëtes-vegetatie (Nanocyperetalia) (3130)
  • Droge heide (4030)
  • Tril- en overgangsveen (7140)
  • Oude zuurminnende bossen met Quercus robur op zandvlakten (9190)
  • Alluviale bossen en broekbossen (91E0+)

Het brongebied te Meeuwen-Gruitrode is de enige locatie binnen ons projectgebied met herstelmogelijkheden van volgende habitattypes:

  • Psammofiele heide met Calluna- en Genista-soorten (2310)
  • Open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen (2330)

Volgende habitattypes zijn zeer beperkt aanwezig in ons projectgebied:

  • Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix (4010)
  • Slenken in veengronden (Rhynchosporion (7150))

Volgende habitattypes zijn niet aangemeld maar wel aanwezig volgens de habitatkaart van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek:

  • Magnopotamion-vegetaties (3150)
  • Voedselrijke, vochtige ruigten van het Filipendulion-type (6430)
  • Laaggelegen, schraal hooiland (6510)

Doelsoorten

De grote variatie aan zeldzame habitats weerspiegelt zich ook in de aanwezigheid van verschillende zeldzame en bedreigde vogelsoorten (uit de Annex I van de Vogelrichtlijn).

Het betreft voornamelijk soorten van open water en moerassen met rietpartijen. Blauwborst, ijsvogel, roerdomp, woudaapje, watersnip en porseleinhoen broeden in het gebied. Visarend en grote zilverreiger overwinteren er of pleisteren er tijdens de migratie.

Het projectgebied onderhoud één van de laatste broedpopulaties van Vlaanderen (en West-Europa) van grauwe klauwier en ook boomleeuwerik broedt in de Abeekvallei. De nachtzwaluw broedde er nog tot voor kort en kan terugkeren nadat herstel van zijn habitat is uitgevoerd. In de meer beboste delen van de vallei vinden we broedparen van wespendief, zwarte specht en middelste bonte specht.
 
Naast vogels huisvest de Abeekvallei nog veel andere zeldzame diersoorten (uit de Annex II en Annex IV van de Habitatrichtlijn). knoflookpad, een bedreigde soort, werd recent ontdekt binnen de grenzen van het projectgebied en ook kamsalamander heeft er een populatie. Vroeger kwamen populaties van rugstreeppad en gladde slang voor in het gebied. Beide soorten zijn nog steeds aanwezig in omliggende Natura 2000-gebieden, dus door habitatherstel kunnen we deze soorten misschien binnenkort opnieuw in de Abeekvallei vinden. Een laatste nieuwkomer is de boomkikker. Dit kleine felgroene kikkertje heeft zich recent weer in het projectgebied gevestigd en zal zeker gebaat zijn bij het geplande venherstel.
 
In de Abeek zelf komt nog een gezonde populatie beekprik voor. Het betreft een belangrijk deel van de Vlaamse populatie (> 8%).

De Abeekvallei is één van de ‘hotspots’ voor libellen in Vlaanderen. Minstens 44 soorten zijn er reeds waargenomen. De meest bijzondere soorten met een permanente populatie zijn vroege glazenmaker, glassnijder, bruine korenbout, variabele waterjuffer en smaragdlibel, allen typische soorten voor tril- en overgangsveen. Gevlekte witsnuitlibel (een Annex II-Habitatrichtlijnsoort), wordt geregeld waargenomen maar er zijn nog geen voortplantingsgevallen opgetekend.
 
Wat vlinders betreft, is het gebied bekend voor zijn populatie spiegeldikkopje, een zeer bedreigde soort over gans West-Europa. Andere zeldzame soorten die er voorkomen, zijn grote weerschijnvlinder, bruine eikenpage, kleine ijsvogelvlinder, kleine parelmoervlinder en bont dikkopje. Zilveren maan kwam er nog tot eind jaren negentig voor.

En niet alleen voor vlinders en libellen, maar ook voor de minder aaibare invertebraten is de Abeekvallei zeer belangrijk. Zo heeft een recente inventarisatie door LIKONA reeds een 1700-tal soorten opgeleverd waaronder ongeveer 120 rode-lijstsoorten. Voor enkele moeilijker te determineren groepen is het onderzoek nog lopende, dus we verwachten dat het soortenaantal nog verder zal oplopen!

Bedreigingen

Zoals op zovele plaatsen in Vlaanderen heeft de mooie natuur rond de Abeek te kampen met meerdere bedreigingen. De versnipperde eigendomssituatie maakt dat heel wat percelen niet het beheer krijgen dat ze verdienen.

De versnippering bemoeilijkt niet alleen het eigen beheer maar zorgt er ook voor dat de beheerde percelen vaak te kampen hebben met verschillende randeffecten zoals een verstoorde waterhuishouding, inspoeling van nutriënten of uitzaaiing van exoten.

Daarnaast is heel wat potentieel waardevolle natuur gedegradeerd door aanplanten voor houtproductie. Op de droge flanken vinden we de typisch Kempische dennenaanplanten en in de nattere delen van de vallei staan er al te vaak populieren geplant. Langsheen de bovenloop zijn ook meerdere weekendverblijven met bijhorende tuinvijvertjes die een nefaste invloed uitoefenen op de aanwezige natuurwaarden.

Publicaties

LIFE-brochure: Welkom in de Abeekvallei

De Abeekvallei is één van de mooiste beekvalleien van Vlaanderen en herbergt langsheen zijn loop een grote verscheidenheid aan zeldzame natuur. De Abeek is met zijn omliggende moeras- en heidegebieden dan ook terecht opgenomen in het Europese Natura 2000-netwerk van internationaal belangrijke natuurgebieden. Dankzij Europese steun door middel van het project LIFE Abeek zal Natuurpunt van 2010 tot 2014 hier meerdere hectares typisch Kempische natuur herstellen.

Life Abeek Summary

The lowland brook system  Abeek  in the Flemish Campine region, is a unique natural area for Western Europe. This area en the brook itself are characterised by a high geomorphological and natural diversity. Everywhere in the valley, the seepage pressure is spectacular for the region and the whole of WesternEuropa.

Zeldzame natuur van de Abeekvallei

Het mooie werk dat onze vrijwilligers al jaren leveren in de Abeekvallei, krijgt vanaf dit jaar een extra stimulans. Met Europese steun, door middel van het Life-project "Life Abeek", zal Natuurpunt de komende vijf jaar grootschalige natuurherstelacties uitvoeren. Daarnaast willen we de plaatselijke bevolking bewust maken van de natuurwaarden in eigen streek.

Artikel uit Natuur.blad

Life+Abeek: Natuurherstel in de Abeekvallei

De Abeekvallei is één van de mooiste beekvalleien van Vlaanderen en herbergt langsheen zijn loop een grote verscheidenheid aan zeldzame natuur. De Abeek is met zijn omliggende moeras- en heidegebieden dan ook terecht opgenomen in het Europese Natura 2000-netwerk van internationaal belangrijke gebieden.

Wandelen in Sint-Maartensheide - De Luysen

Een nieuwe wandelfolder van Sint-Maartensheide - De Luysen is klaar. Veel wandelplezier !

Wandelen in de Abeekvallei

In samenwerking met de gemeenten Meeuwen-Gruitrode en Bocholt en de stad Peer werkten we een nieuw wandelnetwerk uit in de Abeekvallei. De nieuwe wandelfolder is klaar. Veel wandelplezier !

Lekenrapport Sint-Maartensheide

Het LIFE-project is afgelopen. Het lekenrapport geeft een overzicht van de realisaties van het project. Welke gebieden werden onder de schop genomen? Voor welke soorten deden we het allemaal? Waar kan je nu comfortabeler gaan wandelen? In dit korte overzicht krijg je alle info in een notendop. Beschikbaar in het Nederlands en Engels.

Lekenrapport Abeekvallei

Het LIFE-project is afgelopen. Het lekenrapport geeft een overzicht van de realisaties van het project. Welke gebieden werden onder de schop genomen? Voor welke soorten deden we het allemaal? Waar kan je nu comfortabeler gaan wandelen? In dit korte overzicht krijg je alle info in een notendop. Beschikbaar in het Nederlands en Engels.

In English

The lowland brook system  Abeek  in the Flemish Campine region, is a unique natural area for Western Europe. This area en the brook itself are characterised by a high geomorphological and natural diversity. Everywhere in the valley, the seepage pressure is spectacular for the region and the whole of Western Europe.

The exceptional abiotic conditions in the valley of the Abeek have led to several types of endangered Annex I habitats. Among them, the most important are sand dune and dune-heath vegetations on land dunes (2310, 2330), dry heathland vegetation (4030), transition mires and quacking bogs (7140), Molinia caerulea meadows (6410), species rich Nardus-grasslands (6230+), oligotrophic to mesotrophic standing waters (3130), old Oak Forests (9190) and last – but not least – forests on extremely wet soils and a high epiphyte flora (91E0+).

Especially for transition mires with small sedge communities (7140), quacking bogs (7140), Molinia caerulea meadows (6410), species rich Nardus-graslands (6230+), dry Atlantic heath (4030), diverse subtypes of alluvial forests (91E0+) and oligotrophic to mesotrophic standing waters (3130), the valley of the Abeek is of Flemish and European importance! All these habitats are rare and threatened in the whole of the European Union.

The wide variety of Annex I habitats is also reflected in the presence of several rare and threatened bird species from Annex I of the Bird Directive. Among them, species of open water and marshes with reedbeds are the most important: Luscinia svecica, Alcedo atthis, Botaurus stellaris, Ixobrychus minutus and Porzana porzana are breeding in the area. Pandion haliaetus and Casmerodius albus are migrating and/or wintering species.

The project area also supports one of the last breeding populations in Flanders (and Western-Europe) of Lanius collurio! Lullula arborea is another breeding species in the valley of the Abeek, Caprimulgus europaeus a former one, but can return soon after habitat restoration is carried out. The more wooded parts of the valley hold breeding Pernis apivorus, Dryocopus martius and (recently) Dendrocops medius.

Logically, several species of the Annex II and Annex IV of the Habitat Directive are present in the valley of the Abeek. Pelobates fuscus, a rare and threatened species, was recently discovered within the boundaries of the pSCI. Historically, the area held populations of Bufo calamita en Coronella austriaca. Both species are present in the surrounding pSCI. The creation of good stepping stones in the strategicaly located valley of the Abeek will be of great importance to maintain a favourable conservation status for the populations for both species in this part of the EU. Triturus cristatus has still a population within the project area.

The valley of the Abeek is one of the ‘hot spots’ for dragonflies in Flanders. At least 44 species were recorded. The most special species with permanent populations are Aeshna isosceles, Brachytron pratense, Libellula fulva, Coenagrion pulchellum en Cordulia aenea. All of them are typical fen and mire species. Leucorrhinia pectoralis, Annex II species, is regularly seen, but no reproduction has been observed yet.

The Abeek itself holds an impressive and healthy population of Lampetra planerii. An important part of the Flemish population (> 8%) of this fish species lives in the brook.

As for butterflies, the area is most known for its population of Heteropterus morpheus, a very threatened species all over Western-Europa. Other rare species include Apatura iris, Limenitis camilla, Satyrium ilicis and Carterocephalus palaemon. Boloria selene was extinct in the nineties of last century.

Unfortunately, the presence of the extremely diverse and unique habitats and species is decreasing in the pSCI. Several habitats are under severe pression, species are on the verge of extinction. The biggest threats for this project area are the fragmentation of the Annex I habitats and the consequent isolation of target species populations, the disappearance of valuable habitats by the lack of adequate management, afforestation, intensive farming, an unnatural hydrology, eutrophication of the Annex I habitats and the lack of socio-economical support for this unique Natura 2000 area.
 

Objectives

With this proposal of LIFE+ Nature project, Natuurpunt Beheer vzw wishes to tackle the threats influencing in a negative way the unique habitats and species of both Habitat and Bird Directive who are characteristic for the valley of the Abeek. We wish to realise this objective in such way that it can act as best practice en demonstration for other valley ecosystems with similar habitats and threats within the EU. Moreover, after finishing the LIFE-project, the pSCI will be one of the key areas in lowland Europe for the target habitats and target species.

The concrete objetives of this Life-proposal are as follows:

  • Large-scale restoration of a complex of ground- and seepage dependent Annex I habitats for which the Abeek valley is of national and international importance: especially 10 of quacking bogs (7140)and transition mires with small sedge communities (7140), 25 ha alluvial forests (Saliceto-Franguletum and Carici elongatae-Alnetum (91E0+)) and hydrophilous tall herb fringe communities (6430). Locally also Molinia caerulea meadows (6410) and lowland hay meadows (6510) will develop. The Life-proposal is in particular extremely important for the quacking bogs and transition mires (7140). This habitats will significantly increase from a mere 2 ha tot at least 12 ha!
  • Large-scale restoration of 17 ha Annex I habitats typical for a semi-dry, poor sandy soil typical for the region and as stepping stone between the ‘Hoge Kempen’ (Flanders) and the ‘Peel’ area (Netherlands): Corynephorus and Agrostis dune grasslands (2330), psammofillous heathlands with Calluna and Genista species (2310), old oak forests (9190) and dry heathlands (4030). The surface of the last habitat will double in surface, locally with elements of species rich Nardus-graslands (6230+).
  • Restoration (5 ha) of the valuable Annex I habitats Nanocypertalia fen vegetations (3130) and on a smaller scale Magnopotamion (3150) as well. As a result of our efforts, the Abeek valley will become internationally known for its Nanocypertalia fen vegetations (3130), and their associated species like Leucorrhinia pectoralis, Pelobates fuscus, Triturus cristatus and Bufo calamita.
  • To increase the (breeding) population of Luscinia svecica, a species of the Annex I of the Birds Directive.

Due to its location in the densely populated Flemish region, the project area has a very important role to play for the people. A significant increase of the socio-economic potential of this Natura 2000 area, through optimally using the possibilities for nature-oriented recreation, integrating volunteers into nature management and informing local people, visitors and authorities about the project and building new partnerships as an example of good practice is therefore another very important objective of this LIFE+ project proposal. We wish to realise a LIFE+ project which demonstrates the participation of local people into large scale habitat restoration.

Actions and mean involved

  • Development of two integrated conservation plans, based on a detailed vegetation map and field research and at the end of the project an ‘after LIFE conversation plan’ which highlights the long term perspectives for the pSCI area.
  • Writing of detailed plans for efficient and effective habitat restoration.
  • Monitoring of the (first) results.
  • Acquisition of 50 ha in the project area in order to realise a large-scale restoration of the target Annex I habitats and their associated species towards the favourable conservation status of the habitats, and populations. Without acquisition, the restoration of the Annex I habitats in the pSCI is not possible, due to the high fragmentation of properties and habitats.
  • Large-scale restoration of the Annex I habitats in the project area, in the first place on the newly acquired land, which, in turn form good habitats for several species of the Bird and Habitat Directive as well. The restoration is carried out by removing wood and sod-cutting on cleared up larch and pine plantations, removing spontaneous trees/vegetation on abandoned land, development of new alluvial forests, integrating sites with buildings, removing the nutrient rich top soil and restoration of the original soil profile of former agricultural land, restoration of the natural hydrology and freshwater habitats, restoration of several fen habitats, removing of exotic invasive species in heathland- and woodlandhabitats, and fencing to start grazing management on an area of 30 ha.
  • Acquisition of specialised equipment to carry out habitat restoration in extremely difficult situations (e.g. restoration of quacking bogs (7140) and transition mires (7140), Molinia meadows (6410), Corynephorus and Agrostis dune grasslands (2330), psammofillous heathlands with Calluna and Genista species (2310) and dry heathlands (4030).
  • Development and realisation of a wide range of measures to promote the tourist and socioeconomical potential of the area, through the publication of several leaflets, new information panels, the development of new tracks and information signs, the publication of articles, the writing of a layman’s report and yearly public activities.
  • Organisation of several activities to exchange knowledge and experience with the local people, other LIFE projects and several authorities.

 

Expected results

  • Large-scale restoration and sustainable development of the higher mentioned Annex I habitats in the project area. After, the LIFE-project, the valley of the Abeek will be one of the core areas in lowland Europe for several Annex I habitats, especially for quacking bogs (7140), transition mires with small sedge communities (7140), alluvial forests (Saliceto-Franguletum and Carici elongatae-Alnetum (91E0+)), Corynephorus and Agrostis dune grasslands (2330), psammofillous heathlands with Calluna and Genista species (2310), old oak forests (9190), dry heathlands (4030) and Nanocypertalia fen vegetations (3130).
  • Restoration and increase of population of Luscinia svecica.
  • Better visitor facilities and more information (brochures, leaflets, flyers) about the area and a better socio-economic support of the Natura 2000 area and the LIFE project. More visitors visiting the nature reserve with respect for the natural values.

Contact en links

Contact

  • Projectcoördinator: Robin Rotsaert - 015-77 01 54 - [email protected] 
  • Afdeling Meeuwen-Gruitrode Peer: Paul Capals, Kaulillerweg 35, 3990 Peer, tel: 011-63 12 89, fax: 011-63 12 89, gsm: 0486-22 48 17
  • Afdeling Bree; Joris Vandervelden, Roterstraat 17, 3960 Bree, tel: 089-46 37 89, gsm 0477-56 13 01

Auf Deutsch

Das tiefliegende Bachsystem Abeek in der flämischen Region Kampen ist ein einzigartiges Naturgebiet in Westeuropa. Dieses Gebiet und der Bach selbst sind charakterisiert durch hohe geomorphologische und biologische Vielfalt. Überall im Tal ist der Sickerdruck auβerordentlich für die Region und ganz Westeuropa.

Die besonderen abiotischen Bedingungen im Abeektal haben zu verschiedenen gefährdeten Annex I Habitaten geführt. Unter diesen sind die wichtigsten Sanddünen und Dünenheide auf Landdünen (2310, 2330), trockenes Heideland (4030), Übergangssümpfe und Moore im Wandel (7140), Molinia caerulea Wiesen (6410), artenreiches Borstelgrasland (6230+), oligotrophe oder mesotrophe stehende Gewässer (3130), alte Eichenwälder (9190) und Wälder auf extrem feuchten Grund und viel epiphytischer Flora (91E0+).

Besonders für Übergangssümpfe mit kleinen Riedgradpropulationen (7140), Moore im Wandel (7140), Molinia caerulea Wiesen (6410), artenreiches Borstelgrasland (6230+) und oligotrophe oder mesotrophe stehende Gewässer (3130) ist das Abeektal von flämischer und europaweiter Bedeutung. Alles diese Lebensräume sind selten und gefährdet in der gesamten Europäischen Union.

Die groβe Vielfalt von Annex I Habitaten wird auch wiedergespiegelt durch die Anwesendheit von mehreren seltenen und gefährdeten Vogelarten der Annex I Vogelschutzrichtlinie. Unter ihnen sind vor allem die Arten wichtig, die offenes Wasser oder Schwemmland mit Schilfbewuchs nötig haben: Luscinia svecica, Alcedo atthis, Botaurus stellaris, Ixobrychus minutus and Porzana porzana brüten in diesem Gebiet. Pandion haliaetus und Casmerodius albus rasten auf ihrem Weg in den Süden und/oder Überwintern.

Das Projektgebiet stellt auch eines der gröβten Brutgebiete in Flandern (und Westeuropa) für Lanius collurio dar. Lullula arborea ist eine weitere Art, die im Abeektal brütet. Caprimulgus europaeus brütet derzeit nicht mehr dort, kann jedoch bald zurückkehren, wenn die Habitatwiederherstellung abgeschlossen ist. In den baumreicheren Gebiete des Tals finden sich brütende Pernis apivorus, Dryocopus martius und (seit Kurzem) Dendrocops medius.

Natürlich sind auch einige Annex II und IV Arten im Abeektal beheimatet. Pelobates fuscus, eine seltene und gefährdete Art wurde erst kürzlich innerhalb des pSCI Gebiets entdeckt. In der Vergangenheit lebten im Gebiet Populationen von Bufo calamita und Coronella austriaca. Beide Arten sind noch stets im umgebenden pSCI Gebiet vorhanden. Das Errichten geeigneter Übergänge im strategisch gelegenen Abeektalist von groβer Bedeutung, um den Zustand der Populationen beider Artren in diesem Teil Europas aufrecht zu erhalten. Triturus cristatus kann ebenfalls im Projektegebiet angetroffen warden.

Das Abeektal ist einer der Hotspots für Libellen in Flandern. Zuletzt wurden 44 Arten aufgezeichnet.Die auβergewohnlichsten Arten mit permanenten Populationen sind  Aeshna isosceles, Brachytron pratense, Libellula fulva, Coenagrion pulchellum und Cordulia aenea. Sie alle sind typische Moor- und Sumpfarten. Leucorrhinia pectoralis, eine Annex II Art, wird regelmäβig gesichtet. Es konnte jedoch noch keine Vermehrung beobachtet werden.

Der Abeek selbst beherbergt eine eindrucksvolle und gesunde Population Lampetra planerii. Ein wichtiger Teil der flämischen Population (> 8%) dieser Fischart lebt in dem Bach.

Bei Schmetterlingen ist dieses Gebiet am besten für seine Population Heteropterus morpheus, eine stark gefährdete Art überall in Westeuropa. Andere seltene Arten sind Apatura iris, Limenitis camilla, Satyrium ilicis und Carterocephalus palaemon. Boloria selene war in den 1990ern ausgestorben.

Leider nehmen die extrem vielfältigen und einzigartigen Lebensräume und Arten imp SCI Gebiet Immer weiter ab. Mehrere Lebensräume leiden unter erheblicher Belastung und Arten befinden sich am Rande zum Aussterben. Die gröβten Gefährdungen für das Projektgebiet sind die Fragmentierung der AnnexI Habitate und die fortlaufende Isolation von Zielarten, das Verschwinden wertvoller Lebensräume durch den Mangel an geeignetem Schutz, Aufforstung, intensiven Landbau, unnatürliche Hydrologie, Eutrophierung des Annex I Habitats und der Mangel an sozioökonomischer Unterstützung für dieses einzigartige Natura 2000 Gebiet.

Ziele

Mit diesem LIFE+ Naturprojekt, möchte Natuurpunt die Gefährdung der einzigartigen Lebensräume und Arten der Habitats- und Vogelschutzrichtlinie im Abeektal bekämpfen. Wir wollen dieses Projekt so verwirklichen, dass es als gutes Beispiel vorangeht für andere Talökosysteme mit ähnlichen Lebensräumen und Problemen in der EU. Des Weiteren wird das pSCI Gebiet nach dem LIFE Projekt eines der Schlüsselgebiete Tieflandeuropas für die Zielhabitate und -arten sein.

Die konkreten Ziele dieses LIFE Projekts sind:

  • Groβflächige Wiederherstellung von Annex I Habitaten, die von Grund- und Sickerwasser abhängig sind und für die das Abeektal von nationaler uns Internationaler Bedeutung ist, vor Allem 10 ha Moore im Wandel (7140) und Übergangssümpfe mit kleinen Riedgradpropulationen (7140), 25 ha Auenwälder (Saliceto-Franguletum und Carici elongatae-Alnetum (91E0+)) und hydrophile hochwachsende Krautzonen (6430). Lokal warden auch Molinia caerulea Wiesen (6410) und tiefliegende Heuwiesen (6510) entstehen. Das LIFE Projekt ist ausgesprochen wichtig für Übergangssümpfe und Moore im Wandel (7140). Dieses Habitat wird sich deutlich vergröβern, von nur 2 ha auf mindestens 12 ha
  • Groβflächige Wiederherstellung von 17 ha Annex I Habitaten, die typisch sind für einen semi-trockenen, nährstoffarmen Boden, charakteristisch für diese Region als Bindeglied zwischen Hoge Kempen’ (Flandern) und ‘Peel’ Gebiet (Niederlande): Corynephorus und Agrostis Dünengrasland (2330), Psammofillous Heideland mit Calluna- und Genistaarten (2310), alte Eichenwälder (9190) und trockenes Heideland (4030). Die Oberfläche des letzten Lebensraums wird sich verdoppeln, local mit Elementen des artenreichen Borstelgraslands (6230+).
  • Wiederherstellung von 5 ha des wertvollen Annex I Habitats Nanocypertalia Sumpfvegetation (3130) und auf einem kleineren Gebiet auch Magnopotamion (3150). Als Folge dieser Arbeit wird das Abeektal international bekannt werden für seine Nanocypertalia Sumpfvegetation (3130), und die zugehörigen Spezies wie Leucorrhinia pectoralis, Pelobates fuscus, Triturus cristatus und Bufo calamita.
  • Vergröβerung der (Brut-)Population von Luscinia svecica, eine Art der Annex I Vogelschutzrichtlinie

Aufgrund seiner Lage im dicht besiedelten Flandern, spielt das Projektgebiet auch eine wichtige Rolle für die Bevölkerung. Ein deutlicher Anstieg der sozialen Grundlage und des sozioökonomischen Potenzials dieses Natura 2000 Gebiets durch optimale Nutzung der Möglichkeiten für naturnahe Erholung, Einbeziehen von Freiwilligen in die Naturplanung, Information der Ortsansässigen, Besucher und regionalen Behörden über das Projekt und Knüpfen neuer Partnerschaften ist daher eine weitere wichtige Maβnahme dieses LIFE Projekts. Unser Ziel ist es, ein LIFE Projekt durchzuführen, das die Teilnahme Ortsansässiger an groβflächiger Habitatwiederherstellung demonstriert.

Maβnahmen und eingesetzte Mittel

  • Ausarbeitung von Verwaltungsplänen auf der Basis von detaillierten Vegetationskarten und Feldforschung, sowie ein ‘after Life Schutzplan’, der sich mit der langfristigen Pespektive des Projektgebiets beschäftigt
  • Schreiben detaillierter Pläne für eine effiziente und effektive Habitatwiederherstellung
  • Monitoring der Ergebnisse
  • Ankauf von 50 ha im Projektgebiet, um mit der groβflächigen Wiederherstellung die Annex I Zielhabitats und der zugehörigen Arten bis hin zu einem besseren Schutzstatus für die Lebensräume und Populationen. Ohne Ankauf von Land, ist die Wiederherstellung von Annex I Habitaten im pSCI Gebiet nicht möglich, da die Grundstücke und Lebensräume stark fragmentiert sind.
  • Groβräumige Wiederherstellung von Annex I Habitaten im Projektgebiet, vor allem auf dem neu angekauften Grund, welcher gute Lebensräume für mehrere Arten der Habitatsrichtlinie bieten wird.
  • Die Wiederherstellung wird durchgeführt, indem Lärchen- und Pinienflanzungen entfernt werden, neuer Auenwald gefördert wird, vereinzelte Bäume und Vegetation in freistehenden Gebieten entfernt werden, Gelände mit Gebäuden eingegliedert werden, die nährstoffreiche oberste Erdschicht abgegraben wird, das ursprüngliche Bodenprofil dieses ehemals landwirtschaftlich genutzten Gebites wiederherfgestellt wird, die natürliche Hydrologie und Süβwasserlebensräume, sowie mehrere Sumpfhabitate wiederhergestellt werden, exotische invasive Arten in Wald- und Heideland entfernt werden und Zäune für die Kontrolle der Begrasung auf einem Gebiet von 30 ha gebaut werden
  • Ankauf von Spezialausrüstung, um die Habitatwiederherstellung auch in sehr schwierigen Situationen durchführen zu können (Übergangssümpfe (7140) und Moore im Wandel (7140), Molinia Wiesen (6410), Corynephorus und Agrostis Grasland, (2330), Psammofillous Heideland mit Calluna- und Genistaarten (2310) und trockenes Heideland (4030).
  • Ausarbeiten und Durchführen einer breiten Palette an Mitteln, um das touristische und sozioökonomische Potential des Gebiets zu verbessern, z. B. die Veröffentlichung mehrerer Broschüren, neuer Informationsforen, das Anlegen neuer Pfade und Informationstafeln, die Veröffentlichung von Artikeln, das Schreiben eines Layman’s Reports und jährliche öffentliche Veranstaltungen
  • Organisieren von mehreren Veranstaltungen, um Wissen und Erfahrung mit Ortsansässigen, anderen LIFE Projekten und Behörden auszutauschen

Erwartete Ergebnisse

  • Groβräumige Wiederherstellung und zukunftsfähige Entwicklung der genannten Annex I Habitate im Projektgebiet. Nach dem LIFE Projekt wird das Abeektal eines der Herzstücke Tieflandeuropas für mehrere Annex I Habitate sein, vor Allem für Moore im Wandel (7140), Übergangssümpfe mit kleinen Riedgraspopulationen (7140), Auenwälder (Saliceto-Franguletum und Carici elongatae-Alnetum (91E0+)), Corynephorus und Agrostis Dünengrasland (2330), Psammofillous Heideland mit Calluna- und Genistaarten (2310), alte Eichenwälder (9190), trockenes Heideland (4030) und Nanocypertalia Sumpfvegetation (3130).
  • Wiederherstellung und Vergröβerung der Population von Luscinia svecica.
  • Bessere Besuchereinrichtungen und mehr Informationen (Broschüren, Flyer) über das Gebiet und eine bessere sozioökonomische Unterstützung des Natura 2000 Gebiets und des LIFE Projekts. Mehr Besucher im Naturgebiet mit Respekt für die Umwelt. 

LIFE Abeek-resultaten

Het LIFE-project is afgelopen. Tijdens het project werden 26,39 ha heiden en heischrale graslanden (4030, 6230+), al dan niet in mozaïek met eikenberkenbos (9190), hersteld. Er werden 25,47 ha oever- en openwatervegetaties (3130, 3150) hersteld. Daarnaast herstelden we 26,76 ha elzenbroekbossen (91E0+) en 20,47 ha laagveen in complex met natte hooilandtypes (7140, 6430_hf, 6410_ve). Er werden ook 17 voormalige weekendverblijven (samen 8,93 ha) geïntegreerd in het natuurgebied en er werd over 30,71 ha begrazing opgestart. In functie van het duurzaam beheer van de herstelde habitats tijdens en na het project werd de verwerking van beheerresten opgestart in samenwerking met lokale landbouwers en werden de beheerteams uitgerust met aangepaste machines. Er werden over een oppervlakte van 62,34 ha exoten bestreden, en in het kader hiervan werd een samenwerkingsverband met de lokale Watering opgezet, meer bepaald voor de bestrijding van Reuzenbalsemien.

Ter voorbereiding van dit habitatherstel zorgde het projectteam voor de nodige voorstudie, beheerplannen, vergunningen, uitvoeringsplannen en/of aanbestedingen. De vrijwillige medewerkers stonden in voor de verwerving van 74,4238 ha gronden in functie van habitatherstel en –ontsnippering, wat gerust een highlight van het project kan worden genoemd.

Op vlak van draagvlak en sociale verankering was het project ook succesvol. Door een goede wisselwerking met de vrijwillige medewerkers werd het project lokaal gedragen. Het project en de betrokken Natura 2000-gebieden werden via een verscheidenheid aan kanalen uitgedragen. Een belangrijk gevolg is dat er weinig of geen weerstand is ontstaan tegen de soms ingrijpende inrichtingswerken die we hebben uitgevoerd. De acties rond openstelling hebben bovendien geleid tot een samenwerkingsverband met drie gemeentebesturen en het regionaal landschap met als resultaat een volledig nieuw wandelgebied rond de Abeekvallei.

Alle doelstellingen van het LIFE-project werden op kwalitatieve en kostenefficiënte wijze gerealiseerd dankzij een complementair project-team en de inzet van onze vrijwillige medewerkers. We kunnen dus concluderen dat het project is geslaagd in zijn opzet een voorbeeld te worden voor andere laaglandbeeksystemen binnen de Europese Unie die met gelijkaardige bedreigingen te kampen hebben.

Nieuws