Afbeelding
Leo Vaes

Genetisch onderzoek brengt lange strandwandelingen Rugstreeppad aan het licht

2 feb 2018
Categorieën
Natuurbericht
LIFE BNIP
Natura 2000

Een team wetenschappers bestudeerde de sterk bedreigde Rugstreeppad aan onze kust en deed verrassende ontdekkingen: de padden wandelen tot 8,5 km over het strand op zoek naar een partner. De onderzoekers gebruikten genetisch onderzoek en combineerden dat met de rol die het landschap speelt in de verspreiding van de dieren. Dat leverde nieuwe inzichten en voorstellen voor aangepaste beschermingsmaatregelen op.

De oorzaak voor de achteruitgang van de zeldzame Rugstreeppad is niet ver te zoeken. Het bijzondere leefgebied, duinplassen en heidevennen, ging verloren en het landschap vormt niet langer een aaneengesloten geheel; het raakte onder meer versnipperd ten gevolge van verstedelijking. In de oude duinengordel verrezen steden en het achterliggende landschap werd steeds meer gedomineerd door akkers, weilanden en wegen.

De overblijvende populaties van de Rugstreeppad aan de Belgische kust zijn tegenwoordig enkel nog te vinden in de duinenlandschappen ten westen van de IJzer, met name in de Westhoek, Cabourduinen, Oosthoek, Houtsaegerduinen, Noordduinen en Ter Yde.

Geïsoleerde populaties of verbonden deelpopulaties?
In een samenwerking tussen het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) en het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) bestudeerden onderzoekers genetisch materiaal van larven en eitjes van de Rugstreeppad uit poelen verdeeld over de Westhoek, Oosthoek, Noordduinen en Ter Yde.

Zo wilden ze vaststellen of er sprake was van geïsoleerde populaties verspreid over de verschillende vindplaatsen, of eerder van verschillende verbonden deelpopulaties. Een ander doel van het genetisch onderzoek was om de invloed van het landschap op de verspreiding van de dieren na te gaan, om zo meer gerichte beheersmaatregelen te kunnen voorstellen.

Op basis van genetische verwantschap bleken de Rugstreeppadden van de Westhoek en Ter Yde eerder tot aparte deelpopulaties te behoren. De dieren uit de Noordduinen en Oosthoek vertoonden meer genetische overeenkomsten en konden tot dezelfde deelpopulatie gerekend worden. De onderzoekers doopten die daarom deelpopulatie Noordduinen-Oosthoek. Als je lijnen trekt tussen de locaties van deze drie deelpopulaties, krijg je een ruwe driehoek met de kustlijn als langste zijde.


Afbeelding
rugstreeppad_-_monsterlocaties_rugstreeppadlarven_genenuitwisseling_-_figuur1.jpg

De gekleurde driehoekjes zijn de locaties van de poelen waar de onderzoekers larven verzamelden, onderverdeeld in drie deelpopulaties. De groene pijlen geven de richting en de mate van genenuitwisseling weer (dikkere pijlen betekenen een grotere mate van uitwisseling).

Hoewel Noordduinen-Oosthoek geografisch tussen Westhoek en Ter Yde ligt, bleek de genetische afstand tussen de deelpopulatie Noordduinen-Oosthoek en elk van de twee andere groter dan tussen die van Westhoek en Ter Yde. Dit wijst erop dat er veel meer dieren trekken tussen Westhoek en Ter Yde dan vanuit die twee verst van elkaar verwijderde plekken naar Noordduinen-Oosthoek en vice versa. Het in de biologie gangbare principe van isolatie-door-afstand gold hier dus niet. Dat principe laat zich samenvatten als: hoe verder ze van elkaar leven, hoe kleiner de verwantschap tussen individuen.

Opvallend was ook dat de padden voornamelijk van de Westhoek naar Ter Yde reisden en nauwelijks in omgekeerde richting. Wellicht ligt dit aan de hogere dichtheid, te danken aan een betere habitatkwaliteit, van de populatie in de Westhoek. Die kan de onderlinge competitie voor voedsel en ruimte tussen de dieren aanwakkeren en hen zo stimuleren om andere oorden op te zoeken.

Het landschap als hindernis
Een verklaring voor de beperkte genetische uitwisseling met de populatie van Noordduinen-Oosthoek is volgens de onderzoekers te zoeken in de grotere ‘landschapsweerstand’ die de padden ondervinden bij hun migratie van en naar het gebied waar de deelpopulatie Noordduinen-Oosthoek vertoeft. Naast de kwaliteit en grootte van het leefgebied, die beide de dichtheid van de populatie kunnen beïnvloeden, is er nog het landschap tussen de verschillende habitats dat de verspreiding van de padden bevordert of bemoeilijkt.

Het onderzoeksteam ontwikkelde een kaart met een zestiental landgebruiksklassen, gaande van open duinlandschap (laagste weerstand), over bossen en akkers, tot bebouwing (hoogste weerstand). Die ‘weerstandskaart’ heeft een rastermotief met cellen van 10 bij 10 meter; dat zie je terug in het gepixeleerde uitzicht van de onderstaande figuur.

Afbeelding
rugstreeppad_-_weerstandskaart_noordduinen_-_figuur3.png

Een weerstandskaart van het landschap rond de Noordduinen. De landgebruiksklassen kregen een weerstandswaarde tegen verspreiding van 1 tot 10. Hoe hoger de waarde, hoe moeilijker de padden zich door het gebied kunnen verplaatsen. De vijfhoekige roodomrande vlek onderaan is de luchtmachtbasis van Koksijde.

Hoe hoger de begroeiing en hoe groter de verstedelijking, hoe meer moeite de dieren hebben om zich te verplaatsen. Het strand doet daarbij dienst als een open corridor tussen de deelpopulaties in de Westhoek en Ter Yde. Een strandwandeling van maar liefst 8,5 km: niet slecht voor zo’n klein beestje.

De deelpopulatie van Noordduinen-Oosthoek heeft geen toegang tot het strand; ze is helemaal ingesloten door de gemeente Koksijde. Het hoeft dan ook niet te verrassen dat deze populatie de geringste mate van genetische uitwisseling kende, het kleinst was in (geschatte) omvang, en om die redenen het sterkst bedreigd. Zij zou daarom het meest gebaat zijn met padvriendelijke maatregelen.

Het volledige artikel kan je nalezen in het decembernummer van Natuur.focus.

Hoe herken je een Rugstreeppad?
Hoe ziet zo’n Rugstreeppad er nu uit? Hij kan tot 8 cm groot worden, maar meet meestal ongeveer 5 cm. De soort is wat kleuriger dan de Gewone pad: een geel- tot grijsbruine rug, met groene, olijfgroene of bruine vlekken. Vaak zijn op de wratten rode vlekjes zichtbaar. Over de rug loopt een kenmerkende zwavelgele streep. Inderdaad, die soortnamen zijn vaak helemaal niet zo vergezocht. De ogen zijn sprankelend geelgroen van kleur.

Tekst: Bram De Scheemaeker, Natuurpunt
Foto: Leo Vaes