LIFE HARWIN
Inleiding
Op een boogscheut van Leuven, op de overgang tussen de Kempen en de Leemstreek liggen een reeks prachtige natuurgebieden. Oude boscomplexen wisselen zich af met waardevolle graslanden vol gradiënten qua vochtigheid, bodem en oriëntatie langsheen valleien en heuvels. Op deze typische Diestiaanheuvels (steile zuidwest-noordoost georiënteerde ijzerzandsteen heuvels) vind je bijzondere contrasten tussen warme gematigde (bv. Gaspeldoorn en Grote tijm) en boreaal-(sub)montane flora (bv. Grote wolfsklauw en Bosveenmos) op minder dan 100m afstand van elkaar. Dit alles maakt dat de regio een hoog potentieel heeft voor natuurontwikkeling, ook met het oog op de steeds extremer wordende weersomstandigheden, aangezien dieren en planten zich in de regio overheen gradiënten kunnen bewegen in de tijd en er zo robuuster voor staan.
De aanwezige natuur is echter sterk gefragmenteerd, wordt belaagd door invasieve exoten (vnl. Robinia pseudoacacia en Prunus serotina) en ontbreekt vaak belangrijke kensoorten die mee de robuustheid van deze ecosystemen bepalen. De ontbrekende kensoorten zijn vaak soorten die weinig verspreidingscapaciteit hebben en weinig of geen zaadbank vormen. Hierdoor vinden we ze vaak enkel nog met lage aantallen terug langsheen wegbermen en in prikkeldraadvegetaties (begraasd en weinig verstoorde vegetatie).
Om deze uitdagingen aan te pakken ging in 2023 Life HARWIN, of voluit ‘HAbitat Restoration in the WINge valley', van start met al doel: grootschalig natuurherstel met bijzondere aandacht voor de heropleving van een aantal zeldzame planten- en diersoorten.
Financiering
Dit project wordt gefinancierd door het LIFE programma van de Europese Commissie en het Agentschap Natuur en Bos.
Doelstellingen
1. Het project beoogt het ecologisch herstel en kwaliteitsverbetering van 350ha soortenrijke habitats:
- Grasland: herstel en kwaliteitsverbetering van 85ha blauwgraslanden (6410), moerasspirearuigtes (6430) en glanshaverhooilanden (6510).
- Heide: herstel en kwaliteitsverbetering van 30ha heischraal grasland (6230*), droge heide (4030) en vochige heide (4010).
- Water: herstel en kwaliteitsverbetering van 3ha water met kranswiervegetaties (3140), van nature eutrofe plassen (3150) en mesotrofe plassen met drijvende waterweegbree (3150meso).
- Moeras: herstel en kwaliteitsverbetering van 2,5ha overgangs- en trilveen (7140) en kalkmoeras (7230).
- Bos: herstel en kwaliteitsverbetering van 230ha eiken-beukenbos (9120), alluviaal bos (91E0*) en eiken-haagbeukenbos (9160).
2. Op wetenschap gebaseerd herstel van relictpopulaties van belangrijke fauna en flora via translocatie (herintroductie en bijplaatsing) met behulp van individuen of zaden van lokale genetische oorsprong. Dit om de EU-brede, maar nog steeds onderschatte, dreiging van uitsterven van soorten aan te pakken. Het project mikt op het herstel van duurzame populaties van een 20-tal bedreigde plantensoorten (o.a. blauwe knoop, betonie, zaagblad, grote tijm, zwartblauwe rapunzel, klokjesgentiaan, kleine schorseneer, …) en veldkrekel.
3. Identificatie van de beste methoden voor habitatherstel en de herintroductie van soorten, via een innovatief kader van samenwerking tussen natuurbeheer professionals, vrijwilligers en wetenschappers.
4. Bijdragen aan het sociaaleconomisch potentieel van het gebied door mogelijkheden voor natuurgerichte recreatie te verbeteren, vrijwilligers en buurtbewoners te betrekken, burgerwetenschappelijke monitoring te stimuleren en lokale belanghebbenden te betrekken.
5. het project zal bijdragen aan de overstromings- en droogtebestendigheid van WIngevallei, door het herstel van habitats en de natuurlijke hydrologie, om deze zo klimaatbestendiger te maken. Daarnaast zal het project zorgen voor koolstofvastlegging door het herstel van moerassen en bossen.
Projectgebied
Het projectgebied strekt zich uit over het habitatrichtlijngebied ‘Valleien van de Winge en de Motte met valleihellingen’, of kortweg Wingevallei, met het nummer BE2400012.
Binnen het projectgebied zijn er 15 deelgebieden, in beheer bij Natuurpunt en het Agentschap voor Natuur & Bos (ANB).
Voor ANB zijn dit volgende gebieden:
- Beninksberg
- Chartreuzenbos
- Wingevallei oost- en west.
- Horst
- Walenbos
- Troostembergbos
- Vallei van de Tieltse Motte
Het project situeert zich in het Hageland, in de overgangszone tussen het zandige laagland en de heuvelige leemstreek. Karakteristiek zijn de steile zuidwest-noordoost georiënteerde heuvels, ontstaan door zandbanken in een ondiepe ijzerrijke Miocene zee. Na de zeespiegeldaling 9 miljoen jaar geleden, vormden er zich ijzerrijke moerassen tussen de zandbanken. Door de verdere zeespiegeldaling droogden ook deze uit, en vormde dit zich om tot het erosiebestendigere ijzerzandsteen (door oxidatie), de huidige Diestiaanheuvels. Tussen deze Diestiaankoppen werd het zandige materiaal nadien weggeërodeerd tot de huidige Winge- en Mottevallei. Pellenberg in het zuidelijk deel is het hoogste punt (106m).
In deze regio ontspringen de bronnen van de Winge uit mineraalrijke watervoerende lagen in de zandige tertiaire bodems. De Motte ontspringt uit een grote moerassige zone in het centrum van het projectgebied. In de smalle vallei in de bovenstroom bestaat de bodem uit leem met lokale veenafzettingen. De Motte en de benedenstroom van de Winge hebben een bredere vallei waarbij de bodem uit klei of een lemig alluviale bodem in mozaîek met zandige rivierduinen bestaat. Door de brede vallei zijn de veengebieden hier uitgestrekter. Aan de voet van de heuvels is er een overgang naar colluvium, zijnde zandig of lemig materiaal, met een plotse overgang naar de steile hellingen en een plateau bestaande uit ondiepe zandlagen op ijzerzandsteen en lokale kleiafzettingen. Deze glauconiete kleiafzettingen zorgen voor zeer lokale watervoerende lagen waardoor tijdelijke bronnen ontstaan op de anders voornamelijk droge heuvels. Vanwege de unieke zuidwest-noordoostelijke oriëntatie is er een duidelijk microklimaat op de zuidelijke versus de noordelijke hellingen, waardoor unieke contrasten ontstaan in warme gematigde (bv gaspeldoorn en grote tijm) en boreaal-(sub)montane flora (bv grote wolfsklauw en bosveenmos) op minder dan 100 m afstand van elkaar.
De Wingevallei toont een uitzonderlijke combinatie van soortenrijke habitats, wat mogelijk gemaakt wordt door deze unieke geologische en hydrologische omstandigheden. De regio was historisch dan ook befaamd om zijn biodiversiteit, wat blijkt uit de botanische onderzoeken uit de 19de en 20ste eeuw en de gedetailleerde vegetatiekaart uit 1956.
Habitats
Grasland
blauwgraslanden (6410), moerasspirearuigtes (6430) en glanshaverhooilanden (6510).
Heide
heischraal grasland (6230*), droge heide (4030) en vochige heide (4010)
Water
water met kranswiervegetaties (3140), van nature eutrofe plassen (3150) en mesotrofe plassen met drijvende waterweegbree (3150).
Moeras
overgangs- en trilveen (7140) en kalkmoeras (7230).
Bos
eiken-beukenbos (9120), alluviaal bos (91E0*) en eiken-haagbeukenbos (9160).
Soorten
Betonie (Stachys officinalis)
GROOTTE
tot 90 cm hoog
BLOEIPERIODE
eind juni tot augustus
LEEFGEBIED
heischrale graslanden, blauwgraslanden en
soortenrijke struisgraslanden, soms ook
lichtrijke bosranden, de meeste waarnemingen komen uit de leemstreek
ECOLOGISCH BELANG:
Als betonie nu nog voorkomt, wijst dat meestal op de vroegere aanwezigheid van vochtige, heischrale graslanden en blauwgraslanden. De soort is daarom een goede gidssoort voor het herstel van die graslanden.
GAAT ACHTERUIT DOOR:
verdwijning van schraalgraslanden, schrale bermen
en lichtrijke bosranden
Blauwe knoop (Succisa pratensis)
GROOTTE
tot 100 cm hoog
BLOEIPERIODE
Juli tot september
LEEFGEBIED
blauwgraslanden (schrale graslanden die nat zijn in de winter en in de zomer oppervlakkig uitdrogen)
en drogere heischrale graslanden (overgang tussen heide en grasland)
ECOLOGISCH BELANG:
verkort de periode zonder voedsel voor laatvliegende insecten door
zijn late bloei en wijst op een gezonde toestand van vochtige/droge heischrale graslanden en blauwgraslanden
WAARDPLANT VOOR:
moerasparelmoervlinder, hommelvlinder, oranje zandbij
GAAT ACHTERUIT DOOR:
bemesting en scheuren van graslanden, verdroging, sterke vernatting, verzuring, verruiging
Borstelkrans (Clinopodium vulgare)
under construction
Grasklokje (Campanula rotundifolia)
under construction
Grote tijm (Thymus pulegioides)
under construction
Harlekijn (Anacamptis morio)
under construction
Karwijselie (Selinum carvifolia)
under construction
Kleine bevernel (Pimpinella saxifraga)
under construction
Kleine schorseneer (Scorzenera humilis)
under construction
Kleine tijm (Thymus serpyllum)
under construction
Kleine valeriaan (Valeriana dioica)
under construction
Klokjesgentiaan (Gentiana pneumonanthe)
GROOTTE
tot 60cm hoog
BLOEIPERIODE
juli tot september
LEEFGEBIED
natte heide, heischrale graslanden, onbemeste hooilanden op veen, voornamelijk in de Kempen
ECOLOGISCH BELANG:
wijst op een gezonde toestand van vochtige tot natte heide vochtige heischrale graslanden en blauwgrasland
WAARDPLANT VOOR:
gentiaanblauwtje
GAAT ACHTERUIT DOOR:
verdroging, sterke vernatting,
verzuring en verruiging
Parnassia (Parnassia vulgare)
under construction
Rozenkransje (Antennaria dioica)
GROOTTE
tot 15cm hoog
BLOEIPERIODE
mei tot begin juni
LEEFGEBIED
van schralere duingraslanden tot heide (uitgestorven in
Vlaanderen)
ECOLOGISCH BELANG:
wijst op de best ontwikkelde heischrale graslanden
WORDT BEZOCHT DOOR:
vliegen, zweefvliegen, bijen, mieren en dagvlinders
GAAT ACHTERUIT DOOR:
intensieve landbouw, versnippering van populaties
Ruige leeuwentand (Leontodon hispidus)
under construction
Spits havikskruid (Hieracium lactucella)
under construction
Wateraardbei (Comarum palustre)
GROOTTE
tot 90cm hoog
BLOEIPERIODE
juni en juli
LEEFGEBIED
halfdrijvende tapijten in trilveenvegetatie, aan de rand van vennen en veenplassen, kleine zeggenvegetaties, ijle broekbossen
ECOLOGISCH BELANG:
wijst op een gezonde toestand van elzenbroekbossen, zuur laagveen en overgangs-/trilveen
WAARDPLANT VOOR:
aardbeivlinder en verschillende nachtvlinders
GAAT ACHTERUIT DOOR:
ontwatering van veenvegetaties en overstromingen met te voedselrijk water
Waterdrieblad (Menyanthes trifoliate)
under construction
Zaagblad (Serratula tinctoria)
GROOTTE:
tot 90 cm hoog
BLOEIPERIODE:
augustus en september
LEEFGEBIED:
voedselarme graslanden en overgang tussen bos en grasland
ECOLOGISCH BELANG:
Het is een uitstekende paraplusoort die optimale leefcondities creëert voor tientallen bedreigde soorten van voedselarme bodems
GAAT ACHTERUIT DOOR:
vermesting, verbossing, toenemende bebouwing
Zwartblauwe rapunzel (Phyteuma nigrum)
under construction
Publicaties
In dit project worden er verschillende informatieve documenten geproduceerd. Hieronder vind je een overzicht.
Ecohydrologisch standplaatsonderzoek in venige habitats (2023, Life HARWIN)
In 2024 werd in het kader van Life HARWIN een ecohydrologische standplaatsonderzoek uitgevoerd door de Universiteit van Antwerpen. De bedoeling was om de kwaliteit van verschillende natte/venige locaties te evalueren en het ontwikkelingspotentieel voor waardevolle venige habitats in te schatten. De studie richtte zich op blauwgraslanden (H6410), tril- en overgansvenen (H7140) en kalkrijk laagveeen (H7230) met het oog op mogelijke herintroductie van blauwgraslanddoelsoorten (klokjesgentiaan Gentiana pneumonanthe, karwijselie Selinum carvifolia, kleine schorseneer Scorzonera humilis, spits havikskruid Pilosella lactucella, harlekijn Anacamptis morio, bevertjes Briza media, groene nachtorchis Dactylorhiza viridis, welriekende nachtorchis Platanthera bifolia en blauwe knoop Succisa pratensis), doelsoorten van overgangs- en trilveen (waterdrieblad Menyanthes trifoliata, wateraardbei Comarum palustre, kleine valeriaan Valeriana dioica, moerasviooltje Viola palustris en veenpluis Eriophorum angustifolium) en kalkrijk laagveen (parnassia Parnassia palustris en breed wollegras Eriophorum latifolium).
Contact
Projectcoördinator:
Dennis De Ryck
[email protected]
+32 499-90 97 63
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief