LIFE Green Valleys
Inleiding
Op een steenworp van Brussel liggen enkele verborgen parels van de natuur. Wat deze gebieden zo bijzonder maakt, is het kalkrijke water dat hier uit de diepte omhoog borrelt. Dit mineraalrijke water met veel kalk en basen heeft een grote invloed op de plantengroei en schept een uniek ecosysteem. In deze bloemrijke graslanden, waar kleurrijke vlinders vrolijk fladderen, en in de oude bossen met een weelderige voorjaarsflora, heerst een sfeer van pure, ongerepte natuur. Hier leven ook bijzondere dieren met welluidende namen, zoals de kamsalamander en de zeggekorfslak, die zich thuis voelen in deze vochtige, vruchtbare omgeving.
Deze bijzondere fauna en flora leverden deze gebieden een erkenning op binnen het Natura2000 netwerk van belangrijkste natuurgebieden in Europa. Dit netwerk is opgezet om de bijzondere Europese natuurwaarden te verzekeren en omvat bijna 18 % van het Europese grondgebied. Om deze waardevolle natuur verder te versterken ging in 2018 het project LIFE Green Valleys van start. Dit project wordt gefinancierd door het LIFE programma van de Europese Commissie.
Doelstellingen
LIFE Green Valleys richt zich op het behalen van drie overkoepelende doelstellingen: natuurherstel, nuttig gebruik van beheerresten en samenwerking en betrokkenheid van alle belanghebbenden. Het project loopt van september 2018 tot augustus 2025.
De hoofdrolspelers in het project zijn de plaatselijke vrijwillige medewerkers van Natuurpunt, waarbij de coördinatie voorzien wordt vanuit Natuurpunt Beheer vzw. Het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB), Natuurpunt Studie vzw en Natuurinvest zijn de Vlaamse partners.
Daarnaast werken we samen met de Poolse natuurorganisatie Klub Przyrodników (Klub). In het westen van Polen beheert Klub verschillende natuurgebieden met soortgelijke vegetaties als deze rond Brussel. Dit LIFE-project biedt een unieke kans om kennis uit te wisselen over het beheer van deze unieke stukjes natuur, samen ervaringen op te doen en uit te wisselen, en oplossingen te zoeken voor het verwerken van de beheerresten.
Natuurherstel
De natuurwaarden, habitats, dier- en plantensoorten die we terugvinden in de projectgebieden (zie verder) zijn zeldzaam in Vlaanderen en in Europa. Door allerlei veranderingen in het landgebruik door de jaren heen werden de populaties die hier gevonden worden steeds kleiner en meer versnipperd. Het LIFE Green Valleys project heeft als doel om meer dan 200 ha, of pakweg 400 voetbalvelden, van deze habitats te herstellen of te optimaliseren. Hierdoor krijgen de dieren en planten die aan deze habitats gebonden zijn meer ruimte en meer kansen om zich verder te verspreiden.
Het project zet vooral in op vochtige natuur - de beekvalleien - en bossen. De belangrijkste doelhabitats zijn glanshaverhooilanden, kalkmoerassen en broekbossen. Ook blauwgraslanden, heischrale graslanden en wateren met kranswiervegetaties genieten ondersteuning binnen het project. Verschillende plantensoorten van deze habitats komen in Vlaanderen alleen nog in Midden-Brabant voor.
Door deze habitats te herstellen en te optimaliseren krijgen bedreigde soorten zoals de kamsalamander, de zeggekorfslak en de bijenorchis de best mogelijk kansen om zich verder te verspreiden en voort te planten.
Nuttig gebruik van beheerresten
De populaties van fauna en flora die we wensen te herstellen en versterken binnen het LIFE Green Valleys project gedijen het best in een nutriënt-arme omgeving. In Vlaanderen is echter de toevoeging van nutriënten, zoals stikstof en fosfaat, aan natuurlijke gebieden een toenemend probleem. Wanneer planten groeien, onttrekken ze nutriënten uit de bodem. Zo worden deze nutriënten opgeslagen in de plant. Door de grassen regelmatig te maaien en af te voeren, worden ook de overtollige nutriënten stilaan uit de natuur verwijderd. Daarnaast wordt door maaibeheer ook bebossing tegengegaan. Zo houden we sommige delen van het landschap open, wat de biodiversiteit ten goede komt.
Het beheer van (natte) gebieden levert heel wat beheerresten op: vooral hout, gras en hooi, maar soms ook slib of grond. Om deze materialen niet verloren te laten gaan, zoeken we binnen LIFE Green Valleys samen met stakeholders en partners naar mogelijkheden om de vrijgekomen materialen te verwerken. Door te zoeken naar nuttige toepassingen en/of een afzetmarkt, zorgen we er voor dat het beheer van deze natuurgebieden ook op lange termijn haalbaar blijft.
Samenwerking en betrokkenheid
LIFE Green Valleys wil een impuls geven aan het werk dat de vele vrijwilligers en professionele medewerkers al jaren investeren in de natuur in de regio. De natuurgebieden in het project bieden schitterende mogelijkheden voor iedereen die van de natuur of het platteland wilt genieten. Hier bieden we plaats voor natuur en beleving, aan mensen, dieren en planten. We werken aan uitbreiding van de recreatieve en toeristische mogelijkheden in de regio. Dat doen we samen met alle belanghebbenden. Door iedereen de mogelijkheid te bieden om betrokken te zijn bij natuur en deze te beleven, brengen we mensen dichter bij de natuur en de natuur dichter bij de mensen. Zo werken we ook aan een betere integratie van ecologische en economische belangen.
Projectgebied
De gebieden binnen het LIFE Green Valleys project zijn gekozen op basis van hun unieke hydrologie. Grondwater komt hier op verschillende plaatsen aan de oppervlakte. De samenstelling van de grondlagen (vooral leem) zorgt ervoor dat dit water zeer rijk is aan calcium en ijzer. Het ijzer in dit water bindt met aan de aanwezige fosfaat, waardoor dit niet meer beschikbaar is voor planten om op te nemen. Dit maakt dat alleen gespecialiseerde planten, die weinig nutriënten nodig hebben, kunnen groeien in dit habitat. In Vlaanderen komen sommige van deze plantensoorten bijna alleen nog voor in gebieden binnen de Groene Vallei. De gebieden in Polen omvatten de grootste bekende populaties van deze soorten.
In Vlaanderen zijn er acties gepland in Midden-Brabant, ten noordoosten van Brussel. Volgende natuurgebieden maken deel uit van het projectgebied:
In Polen zijn er acties gepland in het westen van het land, vlakbij de Duitse grens.
Afbeelding met kaart Poolse gebieden
Landschap
In het projectgebied vinden we een bonte afwisseling van bloemrijke graslanden en schitterende bossen waarvan sommigen al eeuwenlang bestaan. Delen van het landschap zijn in de laatste tientallen jaren echter ingrijpend veranderd. Toch vinden we er nog natuurpareltjes met honderden orchideeën, weerschijnvlinders, ijsvogels en de twee ambassadeurs van het project: de kamsalamander en de zeggekorfslak. De bever past hier en daar het landschap aan naar eigen goeddunken.
Of je nu wandelt door de moerassen van het Silsombos met de in mist gehulde Zwarte Madam of door de wonderlijke kalkmoerassen van Torfbroek, zeldzame planten en dieren zijn nooit veraf. De graslanden in deze gebieden behoren tot de top in Europa. Veel van de planten zijn zeldzaam in Vlaanderen of komen alleen hier nog voor. De aanwezigheid van kwel, of opstuwend grondwater, zorgt voor bijna permanent natte gronden. Op deze kalkrijke graslanden groeien zeldzame orchideeën.
Na de Tweede Wereldoorlog werden deze graslanden massaal beplant met populieren. De bomen zorgden voor een grote houtopbrengst op korte termijn. Tijdens het LIFE project zullen we een deel van deze aanplanten verwijderen om de oude graslanden te herstellen. Een ander deel laten we staan: canadapopulieren planten zich immers niet voort in onze streken. Door het vernatten van de ondergrond hebben ze het ook vaak niet naar hun zin en sterven af. Het dode hout dat achterblijft is de ideale voedingsbodem voor inheemse plant- en diersoorten om opnieuw te groeien en te bloeien.
De bossen in het projectgebied zijn al even indrukwekkend. Voorjaarsflora zoals eenbes, dotterbloemen, speenkruid, bosanemoon en slanke sleutelbloem luiden elk jaar de nieuwe lente in. In de vochtige delen knipogen de reuzenpaardenstaarten, die tot twee meter hoog worden, naar een prehistorisch verleden. In het najaar wordt de prachtige herfsttijloos de blikvanger, naast zeldzame paddenstoelen zoals de saffraanamaniet, de kopergroenbekerzwam en het gewoon varkensoor. Met wat geluk zie je de bontgekleurde ijsvogel aan de rand van een beek of waterplas op een tak zitten wachten tot een lekker visje passeert. Deze exotische verschijning broedt tussen de wortels van omgevallen bomen.
Niet alleen je ogen worden verwend, spits ook je oren tijdens de wandeling. Een orkest van nachtegalen, sprinkhaanzangers, zanglijsters en blauwborsten maken je kleurrijke natuurervaring compleet. Tijdens de avondschemering klinkt op de achtergrond geregeld de kreet van een waterral of steenuil of het geblaf van een ree of vos. De zwarte specht roffelt op de dikke bomen.
De regio herbergt ook enkele interessante historische monumenten. De Zwarte Madam, De Stenen Goot, de Heersemmolen en de watermolen van Ter Balkt zijn enkele van de erfgoed relicten die je onderweg tegenkomt. Je vindt hier en daar ook rabatten in de graslanden. Dit zijn parallelle grachten die werden gegraven om het grondwater af te voeren zodat men aan landbouw kon doen. Deze structuren verraden dat deze gebieden historisch het grootste deel van het jaar nat stonden. Op sommige plaatsen werd vroeger ook turf gewonnen.
Doelhabitats
De Europese unie heeft verschillende habitats een beschermde status gegeven omdat ze door veranderend landgebruik steeds zeldzamer werden. Om hun voorbestaan te garanderen, werden gebieden waar de habitats nog voorkomen, opgenomen in het Natura 2000 netwerk van Europees belangrijke natuurgebieden. In dit project wordt gewerkt rond 9 van die habitats.
(Half)natte open habitats
De Glanshaver- en Grote vossenstaartgraslanden (6510) gedijen op vochtige bodems en overstromingsgebieden, maar zijn buiten natuurreservaten zeldzaam geworden door afnemend hooibeheer en intensieve landbouw. Om hun soortenrijkdom te behouden, is een zorgvuldig maaibeheer nodig. Voedselrijke, soortenrijke ruigtes langs waterlopen en boszomen (6430) bieden onderdak aan tal van insecten, zoals vlinders en zweefvliegen. Deze ruigtes vereisen cyclisch kap- en maaibeheer om de open structuur en biodiversiteit te behouden, maar ze zijn gevoelig voor verdroging en vervuiling. Daarnaast zijn de Blauwgraslanden (6410) van belang, met hun kenmerkende blauwe tint door soorten als Pijpenstrootje en Blauwe zegge. Deze vochtige graslanden vragen om jaarlijks maaibeheer en een stabiele waterhuishouding om te kunnen overleven. Kalkmoerassen (7230) zijn een van de soortenrijkste plantengemeenschappen van Vlaanderen, en worden gekenmerkt door de voortdurende verversing van het grondwater, wat zorgt voor een unieke vegetatie. Hun instandhouding vereist een gericht beheer dat rekening houdt met de delicate waterbalans.
Bosrijke habitats
In het projectgebied komen verschillende waardevolle boshabitats voor die elk bijdragen aan de biodiversiteit. De Valleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0*) zijn te vinden op alluviale bodems langs rivieren en beken, en in moerassige depressies. Deze bossen, bestaande uit Elzen-Essenbossen, Elzenbroekbossen en Wilgenbossen, zijn afhankelijk van een goede waterkwaliteit en natuurlijke overstromingsdynamiek. Ingeplante populierenbossen kunnen op termijn door natuurlijke successie worden omgevormd tot deze waardevolle bostypes. Daarnaast zijn er de Essen-Eikenbossen zonder Wilde hyacinth (9160), die voorkomen op zowel zure als minder zure leembodems. Deze bossen herbergen een rijke voorjaarsflora, variërend van Bosanemoon en Gele dovenetel op de voedselarme bodems, tot Daslook en Slanke sleutelbloem op de voedselrijkere gronden. Specifiek beheer, zoals zoom- en mantelbeheer, het vrijstellen van onderdrukte soorten, en het behoud van dikke bomen en dood hout, is noodzakelijk om deze bossen in stand te houden. Verder zijn er de Eiken-Beukenbossen op zure bodems (9120), die te herkennen zijn door de aanwezigheid van voorjaarsflora zoals Lelietje-van-dalen, Dalkruid en Blauwe bosbes. Deze bossen zijn iets armer aan voedingsstoffen, maar spelen een belangrijke rol in het behouden van de zuurminnende vegetatie in het gebied.
Droge, open habitats
Heischrale graslanden en soortenrijke graslanden van zure bodems (6230) bevatten soortenrijke gesloten graslanden van voedselarme bodems. Dit zijn graslanden met een lage productie en vooral meerjarige soorten. Heischrale graslanden behoren tot één van de meest bedreigde habitattypes in Vlaanderen en komen in goed ontwikkelde vorm nog slechts “marginaal” voor. Meestal zijn ze tot kleine vlekken of stroken teruggedrongen. Maaien is de meest aangewezen beheervorm, zeker voor kleine relicten. Voor grotere gebieden is eventueel een combinatie mogelijk met nabegrazing. Belangrijke mogelijkheden voor herstel van heischraal grasland in Vlaanderen liggen in beboste of verboste percelen, in de nabijheid van bestaande relicten.
Aquatische habitats
Kranswieren (Characeae) zijn waterplanten die zich, net als varens en mossen, met sporen voortplanten. Ze groeien vooral in heldere, matig carbonaathoudende tot erg kalkrijke, stilstaande wateren met een goede waterkwaliteit. Kranswiervegetaties staan vaak aan het begin van een successiereeks naar andere waterplanten- of oevergemeenschappen. Deze pioniervegetaties komen o.a. voor in pas gegraven sloten of poelen, in uitgestoven duinpannen of recent uitgebaggerde vijvers. Wanneer de milieuomstandigheden dit toelaten kunnen dichte kranswiervegetaties ook langdurig voorkomen. Wateren met kranswier vegetaties (3140) zijn gekenmerkt door heel helder water en zijn mede daarom ook interessant voor verschillende fauna.
Doelsoorten
De Zeggekorfslak, een kleine landslak met een opvallend tonvormig huisje, is een beschermde soort in Europa en staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als ‘met uitsterven bedreigd’. Deze slak komt voor in natte, veelal basenrijke moerasgebieden verspreid over verschillende Europese landen, waaronder België. Hoewel de soort ooit als uitgestorven werd beschouwd in België, zijn dankzij intensieve inventarisaties recent weer populaties ontdekt in onder andere Vlaams-Brabant. De slak leeft voornamelijk op grote zeggenplanten, waar hij zich voedt met schimmels en de winter doorbrengt op bladeren, stengels en dood plantenmateriaal boven het wateroppervlak. De Zeggekorfslak gedijt in moerassen met een stabiele waterhuishouding, waar de grondwaterstand niet meer dan een halve meter onder het maaiveld zakt. Deze habitats moeten vanaf de herfst vochtig blijven, anders verdwijnt de slak snel. De slak fungeert als een belangrijke indicator voor de kwaliteit van natte natuurgebieden.
De kamsalamander is de grootste watersalamander in België en herkenbaar aan de getande rugkam die mannetjes in het voorjaar ontwikkelen. Hun oranje buik met zwarte vlekken maakt ze extra opvallend. Deze salamanders houden van matig tot voedselrijke, stilstaande wateren met veel onderwaterplanten. Ze komen vooral voor in bosrijke gebieden en langs rivieren, waar ze in het voorjaar naar het water trekken om zich voort te planten. Hoewel de kamsalamander in Vlaanderen wijdverspreid is, zijn de populaties vaak gefragmenteerd en kwetsbaar door het verlies van geschikte leefgebieden. Gelukkig hebben beschermingsmaatregelen en gerichte natuurbeheerprojecten geleid tot positieve trends in sommige natuurreservaten. Toch is de soort nog niet uit de gevarenzone, omdat veel populaties buiten beschermde gebieden leven.
Publicaties
Sinds de start van het project zijn er verschillende informatieve documenten geproduceerd. Hieronder vind je een overzicht.
Monitoring Kamsalamander
De aanwezigheid van de kamsalamander binnen het projectgebied van LIFE Green Valleys wordt driemaal gemonitord binnen het project: in het begin (2020), het midden (2022) en aan het einde van het project (2025). Deze monitoring gaat steeds in het voorjaar door. De resultaten worden doorheen het project vergeleken om de effecten van de herstelacties binnen het project na te gaan.
Monitoring zeggekorfslak
De aanwezigheid van de zeggekorfslak binnen de projectgebieden van LIFE Green Valleys wordt driemaal gemonitord: aan het begin (2020), in het midden (2023) en aan het einde van het project (2025). Deze monitoringsstudie gaat steeds door in het najaar. De resultaten worden over de jaren heen vergeleken om het effect van de herstelacties op de populatie zeggekorfslakken na te gaan.
Monitoring vleermuizen
Bij aanvang van herstelacties waarbij bomen geveld zouden worden, wordt steeds nagegaan of er aanwijzingen zijn dat vleermuizen in deze bomen hun nestje hebben gemaakt. Zo wordt impact op deze populaties zo veel mogelijk vermeden.
In 2019 stonden de onderzoekers voor een verrassing: de kleine hoefijzerneus, een soort die de laatste 45 jaar in Vlaanderen niet meer gezien is, vloog langs de monitoringsinstrumenten! Sinds deze ontdekking wordt de omgeving elk jaar gemonitord, maar helaas werd deze zeldzame passant niet opnieuw gesignaleerd.
Ecohydrologische studie
Om de herstelacties van het LIFE Green Valleys project zo (kosten)efficiënt mogelijk te laten doorgaan, werd in deze studie specifiek gekeken naar het ecohydrologisch functioneren van de verschillende deelgebieden. Daarbij wordt uitgebreid aandacht besteed aan grond- en oppervlaktewater chemie en –dynamiek en de daarmee samenhangende vegetatiezonering.
Socio-economische Impact Analyse
Een Socio-economische Impact Analyse (SEIA) brengt de socio-economische impact als gevolg van het grootschalig natuurherstel in de groene vallei in kaart. Deze analyse wordt uitgevoerd aan het begin van het project (2020) en aan het einde van het project (2025).
Interactieve tekeningen
Projectpartner Natuurinvest produceerde enkele interactieve tekeningen van de verschillende natuurstreefbeelden binnen het LIFE Green Valleys project. Deze interactieve tekeningen zijn leerrijke hulpmiddelen om de habitats en natuurstreefbeelden beter te leren kennen.
Glanshaver- en Grote vossenstaartgraslanden (6510)
Voedselrijke, soortenrijke ruigtes langs waterlopen en boszomen (6430)
Valleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0*)
Informatieve filmpjes
Projectpartner NatuurInvest zal doorheen de loop van het project 10 informatieve filmpjes maken over de verschillende thema's die aan bod komen in LIFE Green Valleys. De eerste vijf filmpjes kan je hier bekijken:
- gebruik van biomassa in Polen
- ontslibben van vijvers voor het herstel van kranswiervegetaties
English version
Just a stone's throw from Brussels, you can find some hidden gems of nature. What makes these areas so special is the calcium-rich water that bubbles up from the depths here. This mineral-rich water, rich in lime and alkali, strongly influences plant growth and creates a unique ecosystem. In these flowery grasslands, where colorful butterflies flutter merrily, and in the ancient forests with lush spring flora, you are surrounded by an atmosphere of pure, unspoiled nature. Special animals with eloquent names, like the great crested newt and the Desmoulin's whorl snail feel right at home in this moist, fertile environment.
The unique fauna and flora found here has earned the area a recognition within the Natura2000 framework of most important natural areas in Europe. Set up to ensure Europe's special natural values, this network covers nearly 18% of European territory. To further strengthen this valuable nature, the LIFE Green Valleys project started in 2018. This project is funded by the European Commission's LIFE program.
Objectives
LIFE Green Valleys focuses on achieving three overarching goals: nature restoration, solving the biomass problem and cooperation and involvement of all stakeholders. The project runs from September 2018 to August 2025.
The main players in the project are the local volunteer staff of Natuurpunt, with coordination provided by Natuurpunt Beheer vzw. The Agency for Nature and Forest (ANB), Natuurpunt Studie vzw and Natuurinvest are the Flemish partners.
We also work together with the Polish nature organization Klub Przyrodników (Klub). In western Poland, Klub manages several nature reserves with similar vegetation to the vegetation found around Brussels. This LIFE project offers a unique opportunity to exchange knowledge on the management of these rare pieces of nature, to gain and exchange experiences and to find solutions for the processing of the management residues.
Nature restoration
The natural value, habitats, animal and plant species found in the project areas (see below) have become rare in Flanders and in Europe. Due to various changes in land use over the years, the populations found here became smaller and more fragmented. The LIFE Green Valleys project aims to restore or optimize more than 200 ha, or roughly 400 football fields of these habitats. This will give the animals and plants living in these habitats more space and more opportunities to thrive.
The project focuses mainly on wetlands - the river valleys - and forests. The main target habitats are glossy hay meadows, calcareous marshes and trouser forests. Also blue grasslands, heath-rich grasslands and waters with coronary meadow vegetation enjoy support within the project. Several plant species of these habitats can only be found in central Brabant in Flanders.
By restoring and optimizing these habitats, endangered species such as the great crested newt (Triturus cristatus), the Desmoulin's whorl snail (Vertigo moulinsiana) and the bee orchid (Ophrys apifera) get the best possible chances to spread and reproduce.
Solving the biomass problem
The populations of fauna and flora we aim to restore and strengthen within the LIFE Green Valleys project thrive best in nutrient-poor environments. In Flanders, however, the addition of nutrients, such as nitrogen and phosphate, to natural areas is an increasing problem. When plants grow, they extract nutrients from the soil. Thus, these nutrients are stored in the plant. Regular mowing and disposal of grasses gradually removes excess nutrients from natural areas. Mowing management also prevents afforestation. In this way, we keep some parts of the landscape open, which benefits biodiversity.
The management of (wet) areas produces a lot of management residues, or biomass: mainly wood, grass and hay, but sometimes also silt or soil. In order not to let these materials go to waste, LIFE Green Valleys together is investigating possibilities to process the released materials, together with stakeholders and partners. By looking for useful applications and/or a market, we ensure that the management of these natural areas remains feasible in the long term.
Cooperation and stakeholder engagement
LIFE Green Valleys aims to boost the work that the many volunteers and professional staff have been investing in nature in the region for years. The natural areas in the project offer wonderful opportunities for everyone who wants to enjoy nature or the countryside. Here we offer space for nature, people, animals and plants. We are working to expand recreational and tourism opportunities in the region. We do this together with all stakeholders. By offering everyone the opportunity to be involved in and experience nature, we bring people closer to nature and nature closer to people. This is also how we work to improve integration of ecological and economic interests.
Project area
The areas within the LIFE Green Valleys project were chosen based on their unique hydrology. Groundwater reaches the surface on several locations. The composition of the soil layers (especially loam) makes this water very rich in calcium and iron. The iron in this water binds with to the phosphate in the soil, making it unavailable for plants to absorb. This means that only specialized plants, which have low nutrient requirements, can grow in this habitat. In Flanders, some of these plant species are found almost exclusively in areas within the Green Valley. Areas in Poland contain the largest known populations of these species.
In Flanders, several actions are planned in Midden-Brabant, in areas north-east of Brussels. Following nature areas are included in the project:
In Poland, actions are planned in the west of the country, close to the German border.
Landscape
In the project area we find a colorful variety of flowery grasslands and magnificent forests, some of which have existed for centuries. However, parts of the landscape have changed dramatically in recent decades. Nevertheless, we still find natural gems with hundreds of orchids, butterflies, kingfishers and the two ambassadors of the project: the great crested newt and the Desmoulin's whorl snail. Here and there, the beaver modifies the landscape to its own liking.
Whether you hike through the marshes of the Silsom forest with the mist-shrouded Zwarte Madam or through the wondrous limestone marshes of Torfbroek, rare plants and animals are never far away. The grasslands in these areas are among the best of Europe. Many of the plants are rare in Flanders or are only found here. The presence of seepage, or impounding groundwater, creates almost permanently wet soils. Rare orchids grow on these calcareous grasslands.
After World War II, these grasslands were planted en masse with poplars. The trees provided a large short-term timber yield. During the LIFE project we will remove part of these plantings to restore the old grasslands. Another part will be left standing: canada poplars do not reproduce in our regions. Also, due to groundwaterlogging, they often do not thrive and die. The dead wood that remains is the ideal breeding ground for native plant and animal species to grow and flourish again.
The forests in the project area are equally impressive. Spring flora such as blueberry, kingcup, pilewort, wood anemone and oxlip herald the new spring every year. In the moist parts, great horsetails, which grow up to two meters tall, hint at a prehistoric past. In autumn, the beautiful autumn crocus becomes the eye-catcher, along with rare mushrooms such as the saffron ringless amanita, the green elfcup and the hare's ear. With any luck, you will see the colorful kingfisher sitting on a branch at the edge of a stream or pond waiting for a tasty fish to pass by. This exotic sight breeds among the roots of fallen trees.
Not only will your eyes be pampered, prick up your ears as you walk. An orchestra of nightingales, grasshopper warblers, song thrushes and bluebirds will complete your colorful nature experience. At dusk, the cries of a water rail or little owl or the barking of a deer or fox can regularly be heard in the background. The black woodpecker rumbles on the thick trees.
The region is also home to some interesting historical monuments. The Zwarte Madam, The Stenen Goot, the Heersemolen and Ter Balkt watermill are some of the heritage relics you will encounter along the way. Ancient rabats shape the landscape of some grasslands. These are parallel canals were dug to drain groundwater so people could engage in agriculture. These structures hint at a past where these areas were historically wet most of the year. Peat also used to be mined in some places.
Target habitats
The European Union granted status of protection to several habitats as they became increasingly rare due to changing land use. To ensure their survival, areas where the habitats still occur were included in the Natura 2000 network of European Important Natural Areas. This project works around 9 of those habitats.
(Semi-)wet open habitats.
Lowland hay meadows (6510) thrive on moist soils and floodplains, but have become rare outside nature preserves due to declining hay management and intensive agriculture. Careful mowing management is needed to maintain their species richness. Hydrophilous tall herb fringe communities of plains and of the montane to alpine levels (6430) provide habitat for numerous insects, such as butterflies and hoverflies. These shrublands require cyclical felling and mowing management to maintain open structure and biodiversity, but they are susceptible to desiccation and pollution. Also of interest are the Molinia meadows on calcareous, peaty or clayey-silt-laden soils (6410), with their distinctive blue hue due to species such as Pipeweed and Blue sedge. These wet grasslands require annual mowing management and a stable water regime to survive. Alkaline fens (7230) are one of the most species-rich plant communities in Flanders, and are characterized by the continuous refreshment of groundwater, creating unique vegetation. Their conservation requires targeted management that takes into account the delicate water balance.
Forest habitats
Several valuable forest habitats occur in the project area, each contributing to biodiversity. The Alluvial forests with Alnus glutinosa and Fraxinus excelsior (91E0*) are found on alluvial soils along rivers and streams, and in swampy depressions. These forests, consisting of Alder-Essen Forests, Alder-Brook Forests and Willow Forests, depend on good water quality and natural flood dynamics. Planted poplar forests may eventually be transformed into these valuable forest types through natural succession. There are also the Sub-Atlantic and medio-European oak or oak-hornbeam forests of the Carpinion betuli (9160), which occur on both acidic and less acidic loamy soils. These forests harbor a rich spring flora, ranging from Wood anemone and Yellow deadnettle on the nutrient-poor soils, to Badger garlic and Slender primrose on the more nutrient-rich soils. Specific management, such as zoom and mantle management, release of suppressed species, and retention of thick trees and dead wood, is necessary to maintain these forests. Then there are the Atlantic acidophilous beech forests with Ilex and sometimes also Taxus in the shrublayer (9120), which can be recognized by the presence of spring flora such as Lily of the Valley, Limeweed and Blueberry. These forests are slightly poorer in nutrients, but play an important role in maintaining acid-loving vegetation in the area.
Dry, open habitats
Species-rich Nardus grasslands, on silicious substrates in mountain areas (and submountain areas in Continental Europe) (6230) contain species-rich closed grasslands of nutrient-poor soils. These are low-production grasslands with mostly perennial species. Nardus grasslands are among one of the most endangered habitat types in Flanders and in well-developed form are only “marginally” found. Usually they have been reduced to small patches or strips. Mowing is the most appropriate form of management, especially for small relics. For larger areas, a combination with grazing may be possible. Important opportunities for restoration of heathy grassland in Flanders lie in forested or overgrown plots, in the vicinity of existing relicts.
Aquatic habitats
Wreathweeds (Characeae) are aquatic plants that, like ferns and mosses, reproduce by spores. They grow mainly in clear, moderately carbonate to very calcareous, calm waters with good water quality. Wreath wrack vegetations are often at the beginning of a succession series to other aquatic plant or riparian communities. These pioneer vegetations can be found, for example, in newly dug ditches or pools, in outcropping dune pans or recently dredged ponds. When environmental conditions permit, dense garland wrack vegetation can also occur for long periods of time. Hard oligo-mesotrophic waters with benthic vegetation of Chara spp (3140) are characterized by very clear water and are therefore also interesting for various fauna.
Target species
The Desmoulin's Whorl Snail, a small land snail with a distinctive barrel-shaped body, is a protected species in Europe and is listed on Flanders' Red List as “threatened with extinction. This snail is found in wet, mostly alkaline-rich wetlands scattered throughout several European countries, including Belgium. Although the species was once considered extinct in Belgium, populations have recently been discovered again in Flemish Brabant, among other places, thanks to intensive inventories. The snail lives mainly on large sedge plants, where it feeds on fungi, and spends the winter on leaves, stems and dead plant material above the water surface. This snail thrives in marshes with stable hydrological conditions, where the water table does not drop more than half a meter below ground level. These habitats must remain moist from autumn on, or the snail will quickly disappear. The snail acts as an important indicator of the quality of wetlands.
The great crested newt is the largest newt in Belgium and recognizable by the serrated dorsal crest that males develop in spring. Their orange belly with black spots makes them extra conspicuous. These salamanders like moderate to nutrient-rich, stagnant waters with plenty of underwater plants. They are found mostly in wooded areas and along rivers, where they migrate to the water in the spring to reproduce. Although the great crested newt is widespread in Flanders, populations are often fragmented and vulnerable due to the loss of suitable habitat. Fortunately, conservation measures and targeted nature management projects have led to positive trends in some nature reserves. Nevertheless, the species is not out of harm's way yet, as many populations live outside protected areas.
Publications
Several informational documents have been produced since the start of the project. Below you will find an overview.
Monitoring Great Crested Newt
The presence of the great crested newt within the LIFE Green Valleys project area will be monitored three times during the project: at the beginning (2020), middle (2022) and at the end of the project (2025). This monitoring ideally happens in spring. The results are compared throughout the project to ascertain the effects of the restoration actions within the project.
Monitoring Desmoulin's Whorl Snail
The presence of the Desmoulin's whorl snail within the LIFE Green Valleys project area will be monitored three times during the project: at the beginning (2020), middle (2023) and at the end of the project (2025). This monitoring ideally happens in autumn. The results are compared throughout the project to ascertain the effects of the restoration actions within the project.
Monitoring of bats
Prior to the start of restoration actions that involve felling trees, all trees are investigated for any evidence of bat nesting. This way, impact on bat populations is avoided as much as possible.
In 2019, researchers were in for a surprise: the lesser horseshoe bat, a species not observed in Flanders for 45 years, flew past the monitoring instruments! Since this discovery, the area has been monitored every year, but unfortunately this rare passerby was not spotted again.
Ecohydrological study
To ensure optimal cost efficiency of the restoration actions of the LIFE Green Valleys project, this study specifically looked at the ecohydrological functioning of the different sub-areas. This included extensive attention to ground and surface water chemistry and dynamics and associated vegetation zoning.
Socio-Economic Impact Analysis
A Socio-Economic Impact Analysis (SEIA) identifies the socio-economic impacts resulting from the large-scale nature restoration in the Green Valley. This analysis is conducted at the beginning of the project (2020) and at the end of the project (2025).
Interactive drawings
Projectpartner Natuurinvest produced a couple of interactive drawings of the different targets habitats within the LIFE Green Valleys project. These interactive drawings are instructive tools for learning more about the habitats and nature targets.
Glanshaver- en Grote vossenstaartgraslanden (6510)
Voedselrijke, soortenrijke ruigtes langs waterlopen en boszomen (6430)
Valleibossen, Elzenbroekbossen en zachthoutooibossen (91E0*)
Informative videos
Project partner NatuurInvest will produce 10 informative videos over the course of the project on the various themes covered in LIFE Green Valleys. The first five videos can be viewed here:
- gebruik van biomassa in Polen
- ontslibben van vijvers voor het herstel van kranswiervegetaties
Ontvang nieuws over onze natuur en activiteiten rechtstreeks in je mailbox.
Abonneer je op onze nieuwsbrief