Afbeelding
Hugo Willocx

Hamsteren zit in onze natuur

3 apr 2020
Categorieën
Natuurbericht
Biodiversiteit
LIFE BNIP
Natura 2000
Vogels
Zoogdieren


Op tijd een voorraad in eigen huis, vooral van dat wat misschien niet meer beschikbaar zal zijn en door onze soortgenoten ook erg gewild is. Een dierlijk instinct dat vandaag leidt tot wonderbaarlijk gedrag, zoals het plunderen van toiletpapier en deegwaren: het hamstergedrag. Wie hamstert er eigenlijk in de natuur?

Een hamster slaat in zijn wangzakken voedsel op en brengt dat  naar zijn ondergrondse voorraadkamers van zijn burcht. Zijn wintervoorraad kan tot 65 kilogram aan voedsel beslaan, maar is meestal niet groter dan 15 kilogram. Dit gaat dan vooral over kruiden, zaden en grassen, maar ook vruchten, plantenwortels en granen of dierlijk voedsel als wormen, slakken, insecten, en zelfs kikkers en muizen staan op zijn dieet. 

Ook andere soorten die niet voldoende vetreserves kunnen aanleggen, maar toch de harde winter moeten zien te overleven, leggen in tijden van overvloed een voedselvoorraad aan. 

Mollen
Mollen eten veel regenwormen. Vindt de mol er één, dan hoeft hij die niet direct op te eten. Door een beet in de kop, kan hij de worm verlammen. De verlamde wormen worden dan opgeslagen in een tunnel voor later. De mol is een echte spaarder: wetenschappers hebben voorraadkamers met meer dan 1000 regenwormen gevonden. Voordat ze de wormen daadwerkelijk eten, knijpen ze met hun klauwen eerst de aarde en darminhoud uit het wormenlijfje.

Vogels
Vogels die hamsteren, verzamelen voedsel en dragen dat in hun keelzak, slokdarm of snavel naar een aantal plekken in hun territorium. Vaak zijn dat kuiltjes in de grond, die zorgvuldig afgedekt worden nadat ze gevuld zijn met voedsel. Gaaien, bijvoorbeeld, zijn verzot op eikels. Afhankelijk van de grootte ervan, kan de gaai tot acht eikels in één keer vervoeren. Ondanks zijn vermogen om een enorm aantal verstopplaatsen terug te vinden, lukt dit niet altijd. Op die manier zorgt de gaai onrechtstreeks voor de voortplanting van de eik. Ook de boomklever is een fanatiek verzamelaar, die graag gebruikmaakt van de zonnebloempitten die op een voedertafel worden aangeboden. Hij brengt de pitten, maar ook zaden, hazel- en beukennootjes, naar zijn territorium en verbergt ze daar achter boomschors. De zwarte mees en de kuifmees hamsteren allerlei zaden en die verbergen ze tussen takken of openingen in de schors. In tegenstelling tot de boomklever dekken zij hun verstopplaats niet af voor kapers. Voor pimpel- en koolmezen is het geen gewoonte om te hamsteren. Ondanks het feit dat koolmezen dikwijls hamsterende glanskoppen achtervolgen, is de soort er niet in geslaagd dit gedrag te imiteren. Wellicht heeft de koolmees er vrede mee dat hij door het achtervolgen van glanskoppen hamsterplaatsen ontdekt die hij naar hartenlust kan plunderen. Noch bij de zwarte mees en kuifmees, noch bij de boomklever zijn er aanwijzingen dat zij de voorraadplaatsen lange tijd kunnen onthouden. Ze verstoppen het voedsel op plaatsen die regelmatig worden bezocht om te foerageren en daardoor wordt het verstopte voedsel bijna altijd ‘toevallig’ teruggevonden. Ook van klauwieren is het hamsterfenomeen bekend. De grauwe klauwier spietst grote insecten op dorens, net zoals de klapekster dit doet met jonge vogeltjes. De klapekster klemt daarnaast voornamelijk muizen vast in de vork van een tak. Tenslotte zijn er nog andere vogels, zoals uilen en de torenvalk, die niet structureel hamsteren maar reageren op een plotseling aanbod. Op dat moment worden overtollige prooien in de omgeving van het nest of verblijfplaats verstopt.

Eekhoorns
Eekhoorns verzamelen graag tamme kastanjes, hazelnoten, beukennootjes, dennenappels en bepaalde soorten paddenstoelen. De eekhoorns verstoppen de paddenstoelen op een droge plek boven de grond en de rest ondiep in de grond of in de strooisellaag. Daarbij leggen ze één tot vijf items bij elkaar, die ze vaak niet meer terug weten te vinden. Dat komt soms omdat andere dieren ermee vandoor zijn gegaan, maar soms weet de eekhoorn het zelf niet meer. Op die manier draagt ook hij onrechtstreeks zijn steentje bij aan de vernieuwing van bossen. 

Honingbijen
Als je in het voorjaar een bijenkast opent, is de verhouding tussen honingvoorraad en broednest soms verbazingwekkend. Soms zijn er wel 15 ramen broed te vinden en is er nauwelijks een honingvoorraad. Bij het lengen van de dagen krijgt de voortplanting namelijk voorrang op voorraadbeheer. In het najaar daarentegen krijgt spaarzaamheid voorrang op volksgrootte en is de verhouding honing/broed omgekeerd evenredig. Toch zal het bijenvolk zijn grootte ook in die periode in het oog houden, aangezien de zomerbijen sterven en vervangen moeten worden. Gelukkig 'weten’ bijen dat een klein volk met voorraad in de winter meer kans heeft dan een groot volk zonder voorraad. 

Bever
In het najaar, wanneer er steeds minder groen te vinden is, beginnen sommige bevers hun wintervoorraad aan te leggen. Ze slepen afgeknaagde stammen en takken mee naar hun burcht, en ze die verstoppen onder water. De bevers gebruiken het water rond de burcht als ‘koelkast’ tijdens de winter. Takken en stammen blijven hierdoor vers en de bevers hebben op die manier de hele winter eten, ook als alles dichtgevroren is. Aangezien de ingang van de burcht onder water is zouden ze anders onder het ijs en zonder eten, opgesloten zitten.De wintervoorraadstapel van een kolonie bevers (2 tot 8 dieren), kan bestaan uit wel 680 kg tot 1 ton eetbare schors, twijgen en bladeren.

Tekst: Karolien Van den Nouweland - Natuurpunt Studie