Image
Vinpootsalamander - Man - Elwin van der Kolk

Vinpootsalamander

Palmate newt
Lissotriton helveticus
Salamandridae

De vinpootsalamander is de kleinste inheemse watersalamander. Mannetjes zijn in de paartijd erg opvallend door hun draadstaartje en zwemvoetjes.

Grootte
6,5 - 9,5 cm
Levensverwachting

12 jaar

Favoriete maaltijd

Kleine ongewervelden

Status
Vrij algemeen
Woonplaats

Bos- en weidepoelen, sloten en greppels, vijvers en vennen

Verleiding

Het mannetje maakt snelle, golvende bewegingen met zijn staart.

Afkomst
Inheems

Hoe herken je de vinpootsalamander?

 

  • een kleine watersalamander: 6,5 tot 9,5 cm
  • mannetjes met lage ongekartelde rugkam, draadstaartje en zwemvliesjes aan achterpoten (enkel in paartijd en vooral zichtbaar in het water)
  • olijfgroene tot donkerbruine bovendelen, sterk gevlekte flanken
  • vleeskleurige, ongevlekte keel
  • gevlekte buik met in het midden een fletsgele tot lichtoranje lengtestreep
Vinpootsalamander - Man - Elwin van der Kolk
Vinpootsalamander - Vrouw - Elwin van der Kolk

Hoe leeft de vinpootsalamander?

Wat eet de vinpootsalamander?

De vinpootsalamander eet vooral vlokreeftjes, watervlooien en insectenlarven (o.a. van schietmotten en steenvliegen).

Afbeelding
vinpootsalamander-erwin_derous.jpg

Hoe plant de vinpootsalamander zich voort?

Volwassen vinpootsalamanders trekken naar het water eind februari, begin maart. De paartijd loopt van eind maart tot begin juli. Het vrouwtje zet 300 tot 500 eitjes af op waterplanten. De larven komen na 2 tot 4 weken uit de eitjes. Ze verlaten het water al in augustus. Volwassen exemplaren verlaten het water in juni en juli en overwinteren op het land tussen november en februari, vaak onder boomstammen of in een steenhoop. De larven van de kleine watersalamander en de vinpootsalamander kunnen niet van elkaar worden onderscheiden.

Icon
Icoon_Groot - Vergrootglas

Wist je dat

  • De vinpootsalamander stond vroeger ook bekend als de draadstaartsalamander en de zwemvoetsalamander. 
  • De vinpootsalamander kan goed tegen zuur water. Er werd al voortplanting vastgesteld in een water met een pH-waarde van 3.6. Hierdoor kan de soort standhouden in de vaak zure waterpartijen op de zandgronden in de Antwerpse en Limburgse Kempen. Het is mogelijk dat de verzuring van talrijke waterpartijen gedurende de laatste decennia in het voordeel speelt van de vinpootsalamander.
  • De vinpootsalamander werd beschreven in 1789 door Razoumowsky op basis van een exemplaar dat werd gevangen in Vaud (Zwitserland). Omdat er toen nog geen waarnemingen bekend waren buiten Zwitserland werd de link met dit land vastgelegd in de wetenschappelijke naam (helveticus).
  • Vrouwtjes van de kleine watersalamander en de vinpootsalamander zijn soms erg moeilijk van elkaar te onderscheiden, vooral in gebieden waar ze niet samen voorkomen. In regio’s waar beide soorten wel samen voorkomen, zijn de uiterlijke kenmerken vaak iets duidelijker. Dit verschijnsel heet character displacement en zorgt er waarschijnlijk mede voor dat beide soorten niet met elkaar kruisen.

Doe mee met de paddenoverzet in jouw buurt

Waar vind je de vinpootsalamander?

In Vlaanderen is de vinpootsalamander gebonden aan grote (loof)boscomplexen, hellingbossen in heuvelachtige gebieden of aan heide- en bosgebieden met een zanderige en voedselarme bodem. De vinpootsalamander vind je in bos- en weidepoelen, sloten en greppels, vijvers en vennen. Ook kleine, ondiepe plasjes op bospaden (karresporen) zijn erg geliefd als voortplantingsplek. Voortplantingsplaatsen liggen vaak in of nabij een bos. Beschaduwde poelen genieten de voorkeur. In Vlaanderen vinden we de soort in West-Vlaanderen, in de hellingbossen van de Vlaamse Ardennen en de bossen in de zuidelijke helft van Oost-Vlaanderen. In Oost-Vlaanderen zijn er nauwelijks waarnemingen boven de Schelde en de Leie. De soort komt ook voor in het Pajottenland en de Noorderkempen maar ontbreekt in de duinen, de Kust- en Scheldepolders en in de valleien van de meeste grote rivieren.

Bekijk deze soort op waarnemingen.be

Komt deze soort veel voor?

Elk jaar, vanaf de eerste zachte voorjaarsnacht (meestal begin maart), ontwaken vinpootsalamander uit hun winterslaap. Vanaf schemerduister tot middernacht trekken ze dan van hun overwinteringsplek naar een poel om zich voort te planten. Op druilerige, zachte maartse nachten kan je vaak enkele vinpootsalamanders op de weg zien zitten. De meeste exemplaren zitten vanaf maart tot in juni - juli in het water. Het grootste deel van de tijd brengen ze door op de bodem. Tegen de avond aan en ’s nachts zijn ze het meest actief en komen ze regelmatig lucht happen aan het wateroppervlak. Een tijdje met de zaklamp in de poel of vijver schijnen, geeft een goede kans om een luchthappend exemplaar te spotten. Ook in waterhoudende bandsporen in het bos maak je kans op een vinpootsalamander. In het najaar vind je ze soms onder boomstammen, in de strooisellaag of in een steenhoop.

Icon
Icoon - Vrijwilligers - Helpende handen

Wat kan jij doen?

Vinpootsalamanders zoeken (net als andere amfibiesoorten) tijdens warme en/of droge periodes in de zomer en in het najaar vaak vochtige, beschaduwde plaatsen op om te verhinderen dat ze uitdrogen of om er te overwinteren. Ook (bij voorkeur vochtige) kelders kunnen een geschikte schuilplaats vormen.
Vind je in het najaar een amfibie in jouw kelder, dan raadpleeg je best eerst de weerberichten. Indien er nog geen grondvorst is opgetreden en er ook voor de komende twee weken geen grondvorst wordt voorspeld, kan je de amfibieën uit de kelder verwijderen en vrijlaten op een geschikte locatie, best zo dicht mogelijk bij de vindplaats (bv. in je tuin). Een (beschaduwde) houtstapel is een goede plek.

Je kan ook zelf één of meerdere geschikte plekjes aanleggen door een houten plank (± 1 m²) in je tuin te leggen. Let erop dat die niet volledig tegen de grond ligt (ruimte van 1 cm volstaat) en bedek ze met een laag dode bladeren, kreupelhout of grasmaaisel. In vorstperiodes kan je kelderamfibieën best laten overwinteren in een plastic doos in de kelder zelf. Leg in de doos een laag bladaarde die je regelmatig van vocht voorziet (bv. met een vernevelaar) en breng enkele ventilatiegaten aan in het deksel. Belangrijk: de temperatuur in de kelder mag niet hoger zijn dan 6 °C.

Bij een hogere temperatuur kan je amfibieën tijdens de winter tijdelijk laten overleven in een terrarium waarvan de bodem bedekt is met een laag vochtige bladaarde (± 5 cm dik) waarin enkele schuilplaatsen beschikbaar zijn (platte steen, stuk boomschors …). Bij temperaturen hoger dan 6 °C zullen amfibieën niet in winterslaap gaan en zullen ze geregeld moeten worden bijgevoederd (bv. met kleine regenwormen). In het terrarium moet ook een plat schaaltje met wat water worden geplaatst zodat de amfibieën zich kunnen bevochtigen om uitdroging te voorkomen.

Leer soorten herkennen en geef je waarnemingen door

Afbeelding
ObsIdentify - Shutterstock
NP

Trek met je telefoon naar buiten en identificeer soorten met de gratis app ObsIdentify: de natuurherkenner in je broekzak. Door je waarnemingen op te slaan, lever je tegelijk een belangrijke bijdrage aan het onderzoek rond soorten. Download de app hier:
 

Download voor iOS    Download voor Android